In dit laatste deel van deze serie over ‘marktfalen’ zal het laatste element besproken worden van de 4 elementen die in deel I geïntroduceerd zijn. Het laatste element bestaat uit een onderzoeking van het prisoners’ dilemma.
Dit prisoners dilemma is begin jaren ’50 van de vorige eeuw ontwikkelt door mathematici verbonden aan de RAND corporation. Het oorspronkelijke doel lag in conflictanalyse en oplossing op een beperkt aantal vlakken. Het dilemma kan aantonen dat in gevallen een bepaalde keuze voor het individu desastreuzer is dan samen te werken met een ander individu. Het klassieke voorbeeld is de arrestatie van twee verdachten (meer informatie).
In de rechtseconomie is dit prisoners’ dilemma een van de hoekstenen, weliswaar wat aangepast, waarop marktfalen wordt verklaard. Het systeem zelf leent zich daar inderdaad goed voor. Het toont immers aan dat individuen met bepaalde keuzes meer schade toebrengen dan nodig zou zijn. Uit het dilemma volgt dit steevast en derhalve dient er een kern van waarheid in te zitten. Daarom is het dan ook logisch dat er een entiteit boven het individu staat dat zorgt voor het ingrijpen bij het maken van een slechte keuze opdat beide individuen als geheel er beter uit komen dan zij anders zonder ingrijpen, in een vrije markt dus, af zouden zijn. (Zie van Velthoven & van Wijck – Recht en Efficiëntie). Binnen de grondslagen van politiek danwel economisch beleid wordt er teruggegrepen op de uitkomsten van dit dilemma om aan te tonen dat er een regulerende overheid nodig is. Het is immers aantoonbaar dat de vrije markt op heel veel punten faalt, althans gebruikmakend van dit schema.
Er loopt echter iets spaak in deze theorie. De theorie is namelijk gestoeld op een ernstig groot aantal voorwaarden, aannames en uitsluitingen van zaken uit de realiteit dat het de vraag is of uitslagen van dit dilemma vertaald mogen worden naar de praktijk. In de rechtseconomie is het voorbeeld dat van twee boeren met een x aantal koeien. Het dilemma volgend plaatsen zij koeien bij aangezien de opbrengst toe blijft nemen per koe op het gebied met gras dat zij hebben. Daar ligt al direct een eerste obstakel. In de theorie wordt aangenomen dat de twee boeren een stuk gras hebben dat, kennelijk, afgebakend is. De boer is dus niet vrij om zijn koeien overal te laten grazen. Dat kan alleen op dat stuk. Vertaald naar de praktijk houdt dit in dat een ondernemer in een vrije markt alleen op een bepaald gebied mag opereren. Niet erg vrij.
Verdere aannames in dit uitgewerkte dilemma zijn: de boeren kunnen of mogen geen afspraken maken. Gemaakte afspraken worden niet gehonoreerd. De boeren kunnen niet zien welke koe van wie is. De boeren praten niet met elkaar over hun plannen koeien bij te zetten. Deze aannames verhogen het realiteitsgehalte van het dilemma niet. In de praktijk maakt een boer afspraken waar hij zijn vee laat grazen omdat dit in zijn eigen belang is. Is een stuk grond te vol dan verhuist de boer zijn koeien naar een ander stuk grond. Een gemaakte afspraak wordt nagekomen, doet een boer dit niet dan zal hij een slechte naam in zijn sociale gemeenschap krijgen en minder makkelijk binnen zijn gemeenschap kunnen handelen. Een boer kent zijn koeien. Boeren praten met elkaar, over normale zaken, over politiek, over economie, over weer, over koeien, over landbouwkundige ontwikkelingen, over vrouwen, kinderen en traktors. Boeren die ongevraagd koeien in de wei van een ander zetten worden daarop aangesproken door de ander.
De gepresenteerde aanvullingen uit de realiteit zullen ongetwijfeld onvolledig zijn of deels niet kloppend, doch ze zijn vele malen meer realistisch dan de beperkt schematische realiteit van het dilemma. Deze discrepantie levert op zichzelf geen problemen op. De problemen ontstaan pas als er vanuit dit, in de realiteit, beperkt houdbare systeem extrapolatie naar de realiteit plaatsvind. Het veroorzaken van een file is daar een voorbeeld van. Iedereen weet dat het slecht is. Toch doet iedereen het. Individueel zou je er beter van kunnen worden, je komt immers op je werk, maar de samenleving als geheel wordt er minder van omdat het milieu belast wordt en mensen niets aan het doen zijn in de file. Ziedaar de waarheid van het dilemma. Individuen kiezen op een rationele wijze voor een slechte oplossing voor de samenleving. Het model laat echter volledig buiten beschouwing dat files ook andere oorzaken kunnen hebben. Te weten, werkzaamheden, ongelukken of te weinig wegen voor het aantal auto’s. De invloeden van andere factoren als de persoonlijke kosten-baten analyses om niet de trein, bus danwel fiets te nemen worden eveneens niet meegerekend. Daarnaast is de wegenbouw onderhevig aan monopolie van de overheid. Helaas voor de overheid kan ook deze zich niet onttrekken aan de economische wetten van een monopolie. Te weten immer minder kwalitatief product voor eenzelfde of hogere prijs.
Afsluitend kan geconcludeerd worden dat de kracht van het prisoners’ dilemma evident is. In een puur theoretische omgeving komt dit dilemma erg goed tot zijn recht. De moeilijkheid ontstaat echter als dit dilemma, op grote schaal, gebruikt wordt om aan te tonen dat een markt of de vrije markt gefaald zou hebben. Er zijn simpelweg teveel zaken uit de realiteit die weggelaten dienen te worden om een dergelijk model te laten werken. Het is deze vertaling van theorie naar realiteit die voor problemen zorgt. De realiteit bestaat immers niet uit volledig te reguleren factoren in een vergelijking. Het falen van de vrije markt zoals dit nu gebezigd wordt in uitspraken van politici en in het schrijven van beleidsnotities is dan ook ongeschikt om aan te duiden dat ‘de vrije markt’ gefaald zou hebben. In het afsluitende deel zullen de besproken elementen samenkomen en zal besproken worden waarom het begrip ‘marktfalen’ faalt.