In het eerste deel van deze serie artikelen waarom het ‘marktfalen’ faalt zijn 4 elementen geïntroduceerd die geanalyseerd dienen te worden alvorens tot een weerlegging van marktfalen te kunnen komen. We hebben gezien dat het eerste element, evenwicht, een nagenoeg onmogelijk ideaal is dat alleen nagestreefd kan worden. Het kan aangetoond worden, maar dan slechts als tijdelijk en historische gebeurtenis. Het tweede element is de achterliggende implicatie van het gebruik van data en statistiek door overheden. Dit gebruik impliceert namelijk dat er een centrale overheid is die allerlei statistieken nodig heeft om zo goed mogelijk voor elk individu een keuze te kunnen maken. Dit leidt tot het bestaan van een grote overheid, aangezien de overheid nooit het keuzepatroon van elk individu kan vervangen. Om deze vervanging toch te benaderen zijn er vele ambtenaren nodig die onderzoek naar de keuzes van het individu doen en vervolgens nog meer ambtenaren om deze (gemiddelde) keuzes als beleid door te voeren om een zo groot mogelijke groep te laten profiteren van een keuze die niet van hen is. Dat de gedachte bestaat dat de overheid omniscient is, kan afgewezen worden. In dit tweede deel wordt gekeken naar de omschrijving van een vrije markt in de definitie die voor marktfalen wordt gebruikt.
Marktfalen
Marktfalen wordt omschreven als de situatie waarin de markt geen optimale oplossing tot stand kan brengen. Dit tot stand brengen van de optimale oplossing is gebaseerd op de pareto-efficiëntie lazen we in het vorige artikel. Een vrije markt wordt gedefinieerd door een totaal vrije toegang, aanwezigheid van alle kennis bij alle deelnemers, geen transactiekosten en het moet gaan om dezelfde producten. Deze definitie contrasteert sterk met de realiteit en men zou denken dat er dan ook nooit een vrije markt kan bestaan. De vraag is echter wie deze definitie opgesteld heeft. De term is voor het eerste gedefinieerd in 1958 door F.M. Bator. De auteur van het stuk beschouwt het marktfalen als onderdeel van welfare economics. In essentie is dit een redistributieve vorm van economie waarbij kapitaal van rijk naar arm dient te vloeien om als maatschappij als geheel er beter uit te komen. Om een dergelijke economie mogelijk te maken is een overheid nodig die dit mogelijk maakt. Rijken gaan immers niet uit zichzelf geld overmaken naar arme mensen. Voor een dergelijke economische ingreep is dan ook een collectivistische economie nodig en daarmee ook een manier om dit te rechtvaardigen.
Het is enigszins op de man spelen, maar een collectivist vragen hoe een vrije markt bestaand uit ontelbare afwegingen en individuele keuzes is voorbestemd om een negatieve definitie te genereren. Het is dan ook niet vreemd dat een collectivist bedenkt dat de markt faalt en tot een definitie van dit falen komt.
De collectivistische definitie
Het probleem met de gegeven definitie van een vrije markt is dat deze definitie hoogst onrealistisch is. De voorwaarde dat iedereen alles weet van de markt is al absurd. Het is onmogelijk voor de beurshandelaar te weten hoe de markt van brood eruitziet, anders dan vanuit zijn eigen perspectief. Een vrije markt is dan ook niet een markt waarin iedereen alles weet, een vrije markt is een markt waarop iedereen vrij kan toetreden en uit kan stappen op momenten dat het zo uitkomt. Die voorwaarde is aanwezig en evident belangrijk. Het kennisniveau dat vereist wordt kan dan nul zijn. De startende ondernemer is vrij zijn product toch te presenteren. Mensen zullen positief of negatief reageren en op basis daarvan zal de ondernemer doorgaan met de ontwikkeling van zijn product of stoppen. Onder transactiekosten wordt verstaan de kosten die gemaakt worden om tot een transactie te komen. Deze mogen niet aanwezig zijn omdat ze anders de vrijwillige transacties tussen mensen belemmeren. Dit is een utopie. In de praktijk leggen overheden vele transactiekosten op, zoals BTW of contractkosten die voortkomen uit wettelijke verplichtingen waaraan voldaan moet worden om in het geheel de transactie te mogen voltooien. Ook deze component is niet realistisch, aangezien elke overheid altijd intervenieert in het doen van vrijwillige transacties. Als laatste element wordt gewezen op de homogeniteit van producten. Producten mogen niet met elkaar gemeten worden. De praktijk leert echter dat u als mens dat wel degelijk doet. U weegt af of u een appel of een peer nodig hebt en pas dan gaat u specificeren wat voor appel of peer u wilt hebben.
Van de vier gegeven voorwaarden voor een vrije markt zijn er drie gebonden aan de theorie. Te weten de alom aanwezigheid van kennis en het afwezig zijn van transactiekosten en de homogeniteit van producten. De vrije toe- en uittreding van de markt is het enige criterium dat op een praktijksituatie van toepassing is. Daarnaast wordt uitgegaan van de economie als voorspelbaar en wiskundig te berekenen systeem dat ‘door aan de knoppen te draaien’ geregeld kan worden door de keuze van het individu ondergeschikt te maken aan de statistiek en daarmee het systeem. Daarmee is deze definitie niet alleen louter van academische aard, zij is in haar wezen collectivistisch.
De vrije markt definitie
We hebben geconstateerd dat de gangbare definitie van een vrije markt eigenlijk niet werkt om een vrije markt te definiëren. Het is dus zaak een andere definitie van een vrije markt te presenteren:
The market economy is the social system of the division of labor under private ownership of the means of production. Everybody acts on his own behalf; but everybodys actions aim at the satisfaction of other peoples needs as well as at the satisfaction of his own. Everybody in acting serves his fellow citizens. (Ludwig von Mises in Human Action, p. 257-258)
Een vrije markt is precies dat. Vrij. De wil om te handelen op die markt is eveneens vrij. Elke handeling op een markt is dan ook vrijwillig. Daaruit volgt dat u geen handelingen doet die uw belang zullen schaden. Dat is immers niet in uw eigenbelang. Als u zich als koper op die markt begeeft zoekt u de beste verhouding tussen prijs en kwaliteit gebaseerd op uw beschikbare budget, voorkeuren, ervaringen en vergelijkingen. Dat zijn deels subjectieve handelingen. Deze handelingen vormen samen uw keuze. Het product dat u koopt vertegenwoordigt de beste keuze op dat moment. U wordt er dus beter van. Nu zou gedacht kunnen worden dat dit dus nadelig is voor de producenten. De kopers verwachten immers steeds betere producten voor een lagere prijs. Daardoor is de markt oneerlijk en zullen kleine ondernemers nooit aan de bak komen omdat ze niet kunnen concurreren tegen grote bedrijven die die betere producten voor een lagere prijs garanderen. Dat is waar. Het is echter ook waar dat dit voorbeeld gespiegeld wordt aan de huidige situatie waar dit overduidelijk aanwezig is. Minder duidelijk aanwezig zijn echter ook maatregelen die het moeilijker maken voor nieuwe entrepreneurs om de markt te betreden. Belastingen die voorkomen dat kapitaal opgebouwd kan worden, regulering die specifieke kennis vereist en geld kost alvorens de markt te mogen betreden, vakbonden die lonen hoog houden, sociale wetgeving die eist dat mensen wel of niet in dienst genomen moeten worden of niet ontslagen mogen worden. De beperkingen zijn eindeloos. Zonder deze beperkingen worden grote bedrijven gedwongen bezig te zijn met innovatie van hun producten. Er hoeft immers maar één persoon te zijn die iets ontdekt wat zij over het hoofd zien en binnen onafzienbare tijd kan dat grote bedrijf overgenomen zijn of failliet verklaard. Dat betekent echter niet dat al die mensen ineens werkeloos worden. Zij hebben kennis en ervaring en kunnen zo instromen in nieuwe bedrijven. We dwalen af en keren dus terug naar de kant van de verkoper in een vrije markt.
In een vrije markt echter is de producent weliswaar afhankelijk van de koper, hij is niet de slaaf van de koper. De producent heeft namelijk baat bij het zoveel mogelijk verkopen van zo goed mogelijke producten. Op die manier verdient hij namelijk geld. Als een concurrent er inderdaad in slaagt hetzelfde product goedkoper aan te bieden zal de producent zich gaan differentiëren. Zo zal hij zich richten op mensen die graag wat meer betalen voor dezelfde kwaliteit. Het omgekeerde kan ook het geval zijn. Juist om meer te verkopen kan hij zich richten op mensen die graag wat minder betalen en tevreden zijn met wat minder kwaliteit. Elke combinatie is mogelijk, omdat elke individuele koper zijn eigen objectieve en subjectieve criteria heeft waarmee hij de markt betreedt. Deze niet-bevatbare verscheidenheid aan mogelijkheden kan niet gesimuleerd worden omdat het onmogelijk is de objectieve en subjectieve criteria van elk mens te analyseren, op elk moment, bij elke keuze, bij elke aankoop, elke keer opnieuw.
Het is hierom dat ‘vrije markt’ een natuurlijk systeem is dat zich door het leven heen golft, net als de roedels leeuwen op de savanne zijn er sterke leeuwen en zij zullen ooit het onderspit delven omdat zij hun kracht verliezen. In tegenstelling tot het lot der leeuwen ondersteunen bedrijven wetgeving en maatregelen die de op dat moment nog zwakke tegenspelers buiten houden waardoor zij langer op hun top kunnen blijven. Dat heeft echter weinig te maken met een vrije markt en is ook precies de reden dat een vrije markt in de huidige maatschappij voorlopig utopisch zal blijven.
We hebben gezien dat de definitie die gebruikt wordt voor ‘marktfalen’ zowel inhoudelijk als op haar academische achtergrond te diskwalificeren is. Daarna is een nieuwe definitie geïntroduceerd die recht doet aan de natuurlijke status die een vrije markt is. In het laatste deel van deze serie wordt gekeken naar het antwoord op de vraag waarom ‘marktfalen’ faalt.