De grondslagen voor vrijheid
In dit laatste deel wordt gekeken naar datgene waar het leven in een samenleving volgens Hayek naartoe leidt. Het is door de onpersoonlijke abstractie van regels dat de samenleving zich heeft kunnen ontwikkelen, daarbij de denktrant van Hayek volgend. Door deze abstracties, zoals eigendom of het verbod op moord waarbij ‘het hoe’ niet uitmaakt, ontstaat voor de mens de ruimte te zien welke regels hem verder brengen in datgene waar hij mee bezig is en waarvan hij de uitkomst niet weet. Voor de bakker is dat zijn toekomstige verkoop, voor de ondernemer in utopieën de toekomst. Die regels dragen op zichzelf niet bij samenleving waarin eenieder in harmonie met elkaar handelt en zich ontwikkelt. Wat daaraan bijdraagt is het daadwerkelijk gebruiken van die regels in de praktijk. Voor dat gebruik in de praktijk van zaken als eigendom of niet moorden is discipline nodig van zij die de regels kennen. Het is uit deze discipline, betoogt Hayek, dat onder andere de vrijheid ontstaat. De spontane orde kan niet functioneren zonder deze discipline. Zonder deze discipline geen vrijheid.
Het is op dit gebied dat de positivistische instelling, het definiëren van datgene wat toegestaan is, op de samenleving een negatief effect heeft. In de positivistische maatschappij wordt de macht ingevuld door de fantasie van slechts enkelen. Zij kunnen nooit voorzien wat eenieder voor zichzelf als goede ontwikkeling ziet en dus ook niet welke regel zij voor iedereen moeten verzinnen. Als de bakker jammerlijk faalt in zijn ondernemen kan hij, mits hij genoeg stennis schopt of een grote groep medestanders aan zijn zijde heeft, de politicus dwingen maatregelen te nemen die hem helpen. Daaruit volgt dat de eerder genoemde discipline niet meer nodig is. Het loslaten van die discipline leidt ertoe dat mensen, door het uitoefenen van druk, datgene krijgen wat ze op andere wijze niet konden. In ultimo is dat de holenmens die de knuppel gebruikt om datgene te pakken dat hij begeert. In een positivistische maatschappij is dat, kort door bocht, mogelijk gemaakt door politici. Om te zorgen dat dergelijk misbruik van de macht niet meer mogelijk is dient er gedecentraliseerd te worden. Dat dient volledig te gebeuren, dus niet alleen bestuurlijk maar ook financieel en fiscaal. Hoe kleiner de eenheid, hoe meer concurrentie er ontstaat tussen de dorpen en steden en hoe beter mensen kunnen zien hoe een stad of dorp functioneert. Dit voedt de discipline te zorgen dat de mensen in een stad of dorp het goed hebben. Dat betekent immers meer inkomsten en dus mogelijkheden zaken te regelen voor de inwoners. Dit kan alleen bereikt worden door de discipline de abstracte regels van de spontane orde te volgen.
Door deze kleine eenheden ontstaan verschillen in gebruiken en regels. Deze regels en gebruiken worden acht genomen omdat ze in het verleden bewezen te hebben goed te werken in een bepaalde omgeving. Zo is een taal die louter bestaat uit fluiten totaal ongeschikt in het vlakke land van noord-Holland, maar bewijst zij wel haar nut in de Alpen of Turkije waar het geluid verder gedragen wordt door de bergen. Dergelijke ontwikkelingen dragen niet alleen bij aan de regels binnen de spontane orde. Door hun onderscheidende karakter dragen zij ook bij aan de culturele ontwikkeling van mensen en groepen. Het is de cultuur waar mensen zich vervolgens mee identificeren en die een vloeibaar karakter heeft. Ze wordt niet gebonden door grenzen, hoe hard dit ook in de laatste honderdvijftig jaar gepoogd is. Zo wordt er bijna geen Frans meer in het uiterste puntje van zuid-Limburg gesproken en geen Nederlands dialect meer in het uiterste noord-Westen van Frankrijk. Dit is een direct gevolg van de dwang die van positivisme uitgaat naar hen die niet tot de grote groep behoren. Om te zorgen dat een mens zoveel mogelijk van de taart mee kan snoepen dient voldaan te worden aan die standaard die door de grootste groep gebruikt wordt. Dit leidt tot één taal, één volk, en daarmee vervlakking van cultuur. Deze grootste groep wordt in de huidige maatschappij gestuurd door de fantasie van slechts enkelen. Die enkelen dienen ook nog eens hetgeen te doen wat de grootste groep wil. Zoniet, dan verliezen zij hun zetel, zoals we vorige week gezien hebben.
Het is niet moeilijk de voorstelling te maken dat dit een samenstelling is die tot weinig ontwikkeling zal leiden. In ieder geval leidt het volgens Hayek tot het steeds verder afkalven van beschaving omdat aan de negatieve natuurlijke instincten, wat dijn is mijn is, via besturende instituties gehoor gegeven kan worden. Dit leidt tevens tot het afkalven van de menselijk waarden die de groei van de beschaving mogelijk gemaakt hebben. De spontane ordening van mensen, die geleid heeft tot de wetten en gebruiken, die zich gevormd hebben tot cultuur en de discipline om met die abstracte regels om te gaan. Het is alleen deze combinatie, niet de almacht van de fantasie van politici gestuurd door de arbitraire wensen van de massa, die leidt tot dat grootste goed waar eenieder veel naar verlangd, maar bar weinigen willen geven; vrijheid.
Dit is deel X in de serie Law, Liberty and Legislation. Volgende zal het laatste artikel in deze reeks gepubliceerd worden. Voor het lezen is gebruik gemaakt van Volume III, Hoofdstuk XVIII en de Epiloog