De moraal van de nomos

Wat voortvloeit uit het volgen van de regels van de nomos is tweeledig. Allereerst geeft het de regels regels van ‘het spel’. De regels waarbinnen groepen zo ongestoord mogelijk zich kunnen ontwikkelen. Ten tweede vloeit uit de abstractie van de nomos voort een stelsel van regels, niet zozeer van handhaafbare regels, maar regels die als vanzelf worden nageleefd omdat ze fundamenteel geacht worden. Deze regels vormen tezamen de moraliteit die in een groep heerst. Een groot deel van die regels wordt overigens wel geschaard onder de beschermende paraplu van de thesis, maar ze zitten ook ingebed in de samenleving. Het doel van die regels is niet om te zorgen dat iedereen kan eten. Het doel van die regels is zoveel mogelijk mensen naar eigen kunnen zo goed mogelijk te laten presteren en dat doende een zo groot mogelijke kans op een goed resultaat bewerkstelligen.

De ongelijkheid die nu ontstaat lijkt oneerlijk. Het is echter niets anders dan de logische uitkomst van het gebruik van de voorhanden zijnde mogelijkheden in combinatie met geluk en niet te voorspellen omstandigheden. Al enkele duizenden jaren werken mensen om die waarneembare ongelijkheid te verhelpen. Ook in Nederland functioneren nog steeds stichtingen uit de 17e en 18e eeuw waarin de erflaters bepaald hebben dat hun fortuin aangewend dient te worden voor de zorg van armen. Kerkelijke ondersteuning is een ander voorbeeld. Er zijn dus mechanismen die zorgen voor het ledigen van sociale ongerechtigheid. Het is echter niet deze sociale ongerechtigheid waarop de sociale gerechtigheid zich richt.

Sociale gerechtigheid gaat een stap verder. Het komt voort uit de gedachte dat een samenleving te regelen valt. Geef een boer wiens oogst mislukt is geld en zijn problemen lijken opgelost. Daarmee wordt het gevoel van oneerlijkheid niet opgelost door het probleem aan te pakken, maar door te compenseren voor de oneerlijkheid. De boer die succesvol is moet zo betalen voor de boer wiens oogst mislukt is. Dat is het maatschappij denken. De maatschappij waarin ieder mens als individu onderdeel van is. Nu de mens daar onderdeel van is, is eenieder verantwoordelijk voor die maatschappij en dus ook voor haar welbehagen. Dat is eerlijk. De sociale ongerechtigheid wordt opgelost door te zeggen dat het ongerichte mechanisme van de nomos niet toereikend genoeg is om eerlijk te zijn. Dat is vreemd, want de nomos op zichzelf heeft geen specifiek doel en al helemaal niet om mensen succesvol te maken.

Vanuit de maatschappij geredeneerd is succes aan de maatschappij te danken. Het is dan ook niet vreemd om te vragen een deel van het succes met de maatschappij te delen. Dat is echter onmogelijk. De maatschappij is niet een mens. Het bestaat uit individuen die in de samenleving elk voor zich een eigen keuze maken op grond van de informatie die zij op dat moment tot hun beschikking hebben. Daaruit spreekt een grote onwetendheid. Dat ondanks die omstandigheden iemand succesvol is, is al mooi. Dat iemand dat vervolgens daarom moet delen gaat tegen het principe van de nomos in. Dit recht menen te hebben op andermans werk en het daaropvolgende, niet geheel, van het harde werk afhankelijke succes, is precies waar het bezwaar zit tegen sociale gerechtigheid. Het kan niet rechtvaardig zijn dat mijn ongeluk te wijten is aan het geluk van iemand anders als beide oorzaken liggen in omstandigheden waar we allebei weinig tot geen controle over hebben. Het kan dan ook niet rechtvaardig zijn dat iemand die de regels van de nomos volgt en deels door omstandigheden buiten hemzelf rijkdom vergaart, dit in moet leveren omdat anderen geen succes hebben vergaard.

Sociale gerechtigheid poogt een gericht systeem te plaatsen in plaats van de nomos. Met gerichte regels wordt gepoogd mensen succesvol te maken. Dit kan alleen op basis van regels die concrete situaties veranderen en dus arbitrair zijn. Daaruit volgt dat sociale gerechtigheid door haar gerichte karakter een verdraaiing teweegbrengt van de moraliteit die voortvloeit uit het stelsel van de nomos. Die moraal is dat mensen succesvol kunnen worden door omstandigheden die deels buiten henzelf liggen. Dat is echter precies wat er vandaag de dag gebeurt.  Die ontwikkeling is een ontkenning van de mogelijkheden die de nomos biedt en daarmee een bijl aan de wortel van onze beschaving. Het is namelijk niet door de sociale gerechtigheid, het miskennen van andermans toevallige succes, dat samenlevingen gegroeid zijn. Dat willen veranderen uit oogpunt van gerechtigheid is het veranderen van de moraal, de regels, waarop deze samenlevingen gestoeld zijn.  Omdat uit de selectie door de eeuwen heen is gebleken dat de onderliggende moraal van de nomos de meest succesvolle is, kan een verandering van die moraal alleen maar leiden tot een terugval in de ontwikkeling van onze beschaving op basis van regels die uiteindelijk arbitrair zijn om aan de wensen van mensen te voldoen. Dat is uiteindelijk waar het bezwaar van Hayek op neerkomt. Dat houdt niet in dat er geen sprake zou mogen zijn van thesis. Thesis, in de ideale vorm, is namelijk precies dat gerichte systeem dat de regels verzorgt die de handhaving en het concept van de nomos instandhouden. Daar is Hayek uiteraard niet tegen, omdat dit de potentie heeft juist de nomos te versterken.

Dit is deel V in de serie Law, Liberty and Legislation. Elke woensdag vindt u een nieuwe aflevering. Voor het lezen is gebruik gemaakt van Volume II, Hoofdstuk IX

%d bloggers liken dit: