De Takenconstitutie
De samenleving werd al ‘geregeerd’ door de wet toen er nog geen overheid was. Het ontstaan hiervan is reeds besproken. De overheid is ingesteld om deze wet te bewaken zodat de negatief geformuleerde wet, de smeerolie van de samenleving, kan functioneren. Zij zorgt dan ook voor handhaving van orde en levert de rechters. Ook kan de overheid, tijdelijk, taken vervullen die nog niet direct vanuit de samenleving tot stand komen, maar die daar wel nodig zijn. Zoals, tot op zekere hoogte, wegen zowel voor trein als auto, dijken of andere openbare voorzieningen. Met de monopolisering van de uitleg en het bewaken van de wet is mettertijd de overheid als enige bron van de wet geworden, in de perceptie van de mens. De regelende taak van de overheid kan echter niet samen gaan met de afbakenende taak van de wet. Met de eerste taak kunnen problemen ogenschijnlijk direct opgelost worden. Met de afbakening van de wet kan dit niet, omdat abstracte regels niet op een specifieke situatie zijn gericht, maar op een middel ter voorkoming van een specifieke situatie. Zo is diefstal verboden om het eigendom te beschermen. Hoe er gestolen wordt maakt niet uit, ook niet hoe de eigendom eruit ziet. De mogelijkheid ogenschijnlijk een directe oplossing te bieden zorgt ervoor dat politici zich primair bezighouden met regelen van delen van de samenleving die met een specifiek probleem geconfronteerd worden. Een gepercipieerd te laag inkomen, hoge ziektekosten, files enzovoorts. De ondefinieerbare abstractie van de wet is nu niet interessant voor een politicus om zich voor in te zetten. Sleutelen aan een abstract middel waarvan het resultaat niet toegeëigend kan worden levert immers geen politieke winst op. Deze factoren zorgen ervoor dat de huidige democratie een instituut is geworden waar de nadruk ligt op het telkens op andere groepen afwentelen van steeds weer andere maatregelen en dus kosten, om zo herkozen te worden.
Het is dan ook nodig, betoogt Hayek, een scheiding van taken en niet zozeer van machten tot stand te brengen. Deze scheiding en de instituties die dit mogelijk maken worden vastgelegd in een constitutie. De eerste stap is een orgaan op te zetten dat louter het bewaken van de ‘rules of just conduct’ tot doel heeft. Waar nodig faciliteren zij regels voor de nieuwe omstandigheden, bijvoorbeeld via een grondwetswijziging. De tweede stap is het orgaan opzetten dat verantwoordelijk is voor de het besturen van de overheid. De derde scheiding van taken ligt in het beheren van de schatkist. Niet langer zullen zij die de regels maken ook over de schatkist beschikken. Het regelende orgaan kan niet meer beschikken over de schatkist. Beloften maken wordt voor dit orgaan dat het meest in de praktijk zal opereren dan ook nutteloos. Het kan zich niet hard maken voor een budget dat zij niet samenstellen en waarop zij geen invloed op hebben. Met een vaststaand budget waarop geen invloed uitgeoefend kan worden wordt dit orgaan gedwongen die regels op te stellen die een zo groot mogelijk aantal mensen zal helpen, in een zo groot aantal mogelijk onbekende gevallen. Dat is de enige manier om nog een zweem van de huidige populariteit te kunnen behouden voor leden van dit orgaan. Zo zal een tendens ontstaan om juist niet specifieke groepen te bevoordelen. De nadruk zal meer komen te liggen op de samenleving als geheel. De overige taken zijn die apart ondergebracht moeten worden zijn nog de rechtspraak ten aanzien van de wet, de rechtspraak ten aanzien van de regels en de belastingheffing.
Met deze scheiding beoogt Hayek de soevereiniteit van de staat, in zekere zin, te breken. Soevereiniteit in de zin dat een parlement de ongebreidelde macht bezit de wet en regel te maken met de beurs in de hand altijd op zoek naar een meerderheid voor ter ondersteuning van nieuwe regels. Het gaat niet zozeer om die regels, maar om het een halt toeroepen van de mogelijkheid voor de overheid om vanuit hun monopolie positie arbitraire regels te maken. Om regels te maken die telkens door een andere meerderheid ondersteunt worden waardoor telkens een andere minderheid benadeelt wordt en die daardoor de spontane orde meer en meer domineert. In het dagelijks leven zal de voorgestelde scheiding bovendien een besef teweegbrengen van de taken en verantwoordelijkheden van zowel de mens als de beperkte overheid, in de zin dat deze laatste geen onbeperkte geldmachine meer tot diens beschikking heeft. Als de overheid gebonden is, zal de mens het weer zelf moeten doen. Dit besef vereist geen gewelddadige omwenteling, maar een intellectuele. Deze omwenteling geeft de samenleving de kans haar spontane orde te herstellen, via de selectie en evolutie van regels. De overheid dient zich dan, onder de ‘tucht’ van een dergelijke constitutie, noodgedwongen slechts bezig te houden met lange termijn, het formuleren abstracte regels en het faciliteren van een omgeving waarin de spontane orde en dus de samenleving kan floreren. Zolang het daar mee bezig blijft krijgt het niet de mogelijkheid af te glijden naar tirannie.
Dit is deel IX in de serie Law, Liberty and Legislation. Volgende zal het laatste artikel in deze reeks gepubliceerd worden. Voor het lezen is gebruik gemaakt van Volume III, Hoofdstuk XVI en XVII