Rechtvaardigheid en ‘Rechtvaardigheid’

In navolging van de eerder aangebrachte scheiding van de kosmos en taxis is het ook in de zoektocht naar rechtvaardigheid van groot belang eerst te onderscheiden over welke rechtvaardigheid men spreekt. Uit beide systemen vloeit een geheel ander resultaat voort. De vraag wat dan volgens Hayek rechtvaardigheid is wordt dan ook volgens de regels van de ‘kosmos’ beantwoordt. Of in ieder geval, niet niet beantwoordt.

In de rechtvaardigheid die voortvloeit uit de kosmos zit een bepaalde ongerichte systematiek die zorgt voor het ontstaan van regels. Deze regels, zo stelt Hayek, zijn niet niet gericht op toestaan van gedrag, maar juist op het verbieden van voor het succesvol voortbestaan van de groep ongewenst gedrag. Eerder is reeds getoond dat het via algemene regels verbieden van bepaald gedrag tot doel heeft de levens van mensen in de spontane orde zo rimpelloos mogelijk te laten verlopen en tegelijkertijd een zo groot mogelijke zekerheid te bieden bij de afweging van regels die met elkaar in conflict komen. Nu er niet gezegd wordt wat wel mag, maar wel groeit wat niet mag, kan er gesproken worden van een ‘negatief syteem’. Dat houdt in dat de grenzen van het betamelijke afgebakend worden door de praktijk van conflictbeslechting en de nomos.

Rechtvaardigheid voortvloeiend uit de kosmos dient dan ook gericht te zijn op deze ongerichte grenzen. Daarmee bedoelend, dat slechts de middelen om doelen te bereiken worden beoordeeld. Niet de doelen zelf. Het middel moord om de eigendom van een goed, het doel, te verkrijgen wordt afgekeurd ten opzichte van koop of ruil om de eigendom te verkrijgen. Als het doel iemand is te vermoorden, dan treedt er pas onrechtvaardigheid op als de rechter (monarch) besluit dit goed te keuren. Rechtvaardigheid in deze zin is dan ook een object in de tijd. Het ontstaat door gestage en consequente toepassing van de beginselen van de nomos in alle facetten van de samenleving. Daardoor is rechtvaardigheid erg fragiel.

De monarch die zojuist ter sprake kwam staat aan het hoofd van een organisatie, een maatschappij, die primair tot taak heeft de nomos te bewaken. De monarch stelt regels op ten aanzien van handelingen die zijn onderdanen moeten verrichten om hun bewakingstaken goed uit te voeren. De basis van deze organisatie is dus positief. De maatschappij is namelijk gericht op een specifiek doel, daar waar de samenleving dit niet is. Het gevolg is dat de regels die gemaakt worden in de maatschappij, dus met een specifiek doel, niet tot dezelfde rechtvaardigheid kunnen leiden die ontstaat in de tijd in de samenleving.

Dat leidt ertoe dat rechtvaardigheid in de maatschappij alleen een specifiek doel kan hebben. Hierdoor is het onmogelijk tot een objectieve rechtvaardigheid te komen. Dan zou voor eenieder een regel gemaakt moeten worden die bepaalt wat rechtvaardig is. De monarch, inmiddels vervangen door een parlement, heeft dit proberen op te lossen door rechtvaardigheid breder te trekken. Met de simpele vraag: is het rechtvaardig dat u meer hebt dan uw buurman? is het sociale aspect aan de rechtvaardigheid toegevoegd. Hiermee lijkt een gericht doel, geobjectiveerd te worden, dat door de maatschappij geregeld kan worden. Als het niet rechtvaardig is dat u meer hebt dan uw buurman kan er een regel gemaakt worden die stipuleert dat uw buurman net zoveel moet hebben als uw buurman. Dit is de positivistische benadering. Nog steeds leidt dit niet tot algehele rechtvaardigheid, want deze regel houdt in dat of u een deel van het uwe aan de buurman moet geven of dat de buurman meer krijgt zonder daarvoor iets te doen. Ook op deze wijze kan dus niet in ultimo rechtvaardigheid bereikt worden. Rechtvaardigheid kan dus niet objectief zijn, maar moet subjectief zijn. Die subjectiviteit maakt het noodzakelijk dat het parlement, de staat, beslist wat rechtvaardig is. Nog steeds in de constructivistische taxis van de maatschappij opererend is dit de meest logische conclusie.

Dit staat recht tegenover de rechtvaardigheid van de samenleving die oorspronkelijk beschermd diende te worden. Wordt die weg ingeslagen door de maatschappij, dan leidt dit tot ondergraven van de rechtvaardigheid in de samenleving. Deze rechtvaardigheid kan naar maatstaven van het bewakende orgaan, de staat, immers niet bestaan. Daarmee staan beide vormen van rechtvaardigheid op uiterst gespannen voet. De rechtvaardigheid wordt daarmee immers tot een specifiek doel, in plaats van een middel en kan als zodanig niet rechtvaardig meer zijn. Als dit doel dan ook nog eens tot het monopolie van de staat behoort, is van de organieke rechtvaardigheid weinig meer over. Dat bedoelt Hayek in ieder geval niet met rechtvaardigheid.

Dit is deel IV in de serie Law, Liberty and Legislation. Elke woensdag vindt u een nieuwe aflevering. Voor het lezen is gebruik gemaakt van Volume I, Hoofdstukken VII en VIII

%d bloggers liken dit: