De in vrijheid opererende maatschappij is een ongerichte maatschappij. Dat wil zeggen, het is geen maatschappij die een bepaald doel als geheel nastreeft en ook niet als op grond daarvan ingericht is met regels. Toch bestaan in die maatschappij regels. Deze regels, ‘principles’ genoemd, bewaken de ‘kosmos’ die Hayek eerder besproken heeft. Deze ‘principles’ ontstaan uit de menselijke observatie en, bijbehorend, gedrag in groepen. Ze laten zich omschrijven als; de noodzakelijk specifieke regels voor algemeen gedrag niet gebonden door tijd. Zij dienen voor de gehele ‘kosmos’ te gelden, niet slechts een specifiek onderdeel. Een casuïstisch ‘principle’ past niet in deze structuur, omdat een starre regel op een enkel onderdeel de ‘kosmos’ verstoort. Het is hierom dat ‘principles’ abstract dienen te zijn, los van tijd en gelegenheid. Hierdoor wordt de toepassing losgekoppeld van tijdelijke noodzakelijkheid of specifieke omstandigheden en verkrijgen zij de benodigde universele werking.
Is door een natuurramp de prijs van benzine hoog dan zijn er twee maatregelen mogelijk. De prijs wordt gecorrigeerd door het vervaardigen van een regel, of niet. De eerste maatregel is niets doen. De hoge prijs trekt ondernemers in benzine uit andere gebieden aan. Ook trekken bewoners weg op zoek naar lagere prijzen. Dit zorgt voor vergroot aanbod en verminderde vraag en dus een normaliserend effect. De andere mogelijkheid is prijzen vastleggen. Nu ontstaat geen behoefte voor ondernemers naar het gebied te trekken, noch voor mensen om weg te trekken. Gevolg is voortduren van het tekort, maar wel lage prijzen.
De eerste laat de ‘principles’ van de ‘kosmos’ onberoerd en lost zo het probleem op. De tweede maatregel lost een tijdelijke noodzakelijkheid op in een specifieke omstandigheid zonder op het geheel te letten. Dit is een maatregel van ‘expediency’. Naar het Nederlands te vertalen als ‘doelmatige actie’. Een dergelijke actie heeft geen oog voor het geheel aan ‘principles’ en dus ‘law’. Dit is het onderscheid tussen de effecten van ‘principle’ en ‘expediency’. De laatstgenoemde doet afbreuk aan ‘law’.
Hayek omschrijft ‘law’ als datgene dat door de observatie van gedrag, zich uitend ongeschreven gebruik, verwordt tot vaste gedragsregels, ‘principles’, waarvan naleving wordt verlangd. Bij de vastlegging hiervan in woord of geschrift vormt dit de uitdrukking van reeds bestaande observaties. ‘Law’ als zodanig kan dan ook niet gemaakt worden, maar slechts ontdekt. ‘Law’ is door haar abstracte karakter een vloeibaar begrip. Met vloeibaar bedoelend, de invulling van ‘law’ past zich aan naar tijd en omstandigheid zonder zelf te veranderen. Het concretiseren van een abstract ‘principle’ maakt het onderhevig aan het subjectieve karakter van ‘de juiste verwoording’. Daarmee komen we aan bij het onderscheid tussen ‘law’ en ‘legislation’.
Zoals getoond is ‘law’ universeel en per casus wordt een bepaalde toepassing gevraagd. De beoordeling of deze toepassing juist is, raakte in handen van hen die daartoe de grootste verdienste hadden laten zien. Zij doen denken aan de ‘aristoi’ van Plato. Deze, voor het gemak zo te noemen, koning wordt een rechter met een, vrijwillig, monopolie op de uitleg van ‘law’. Het is hier dat ‘legislation’ ontstaat. Als eerste dient de koning, ter ondersteuning van diens praktijk, regels op te stellen voor diegenen die hij in dienst heeft om ‘law’ te interpreteren. Het tweede aspect is dat de koning onafhankelijk van de zaken die hem voorgelegd worden regels gaat maken. Zij dienen de ‘law’ te ondersteunen. Deze beide elementen vormen tezamen de ‘legislation’. Dit zijn van ‘law’ afgeleide regels, ook ter ondersteuning van de tweeledige organisatie zoals hierboven beschreven.
De onderlinge verhoudingen tussen de begrippen is als volgt. Bij een groep mensen ontstaan bepaalde ‘principles’, die onafhankelijk van tijd, gehanteerd worden. Deze ‘principles’ zijn noodzakelijk abstract. ‘Law’ wordt gevormd door het geheel van deze ‘principles’. Daarbij moet gewaakt worden tegen ‘expediency’, de doelmatige actie. Deze ‘expediency’ verstoort de ‘principles’. Zij is namelijk gericht op het oplossen van een enkele geïsoleerde omstandigheid en daarmee niet op de toepassing van ‘principles’. De uitlegging van ‘law’ geschiedt door hen die de meeste kennis hebben van de daarin liggende ‘principles’. Geschillenbeslechting geschiedt dan ook door hen, al dan niet geschreven. Aan dit woord, gaat na verloop van tijd autoriteit kleven. Deze is tweeledig. Ten eerste door de regels voor mensen die ‘law’ interpreteren en in dienst zijn van de koning en ten tweede vanwege de regels gemaakt door de koning. Zo ontstaat ‘legislation’. Met de loop der tijd kan ‘law’ naar de achtergrond verdwijnen. Het gevaar van ‘legislation’ is dat, zo de maatschappij vergeet dat dit slechts de uitwerking van ‘law’ is, de autoriteit langzaam de onderliggende ‘principles’ aan de kant zet voor ‘expediency’. Deze ontwikkeling is de bijl aan de wortel van ‘kosmos’ en tegelijkertijd de vrucht waaruit ‘taxis’ kan groeien. Het vormt daarme een bedreiging voor een samenleving gebaseerd op vrijheid. Het is deze ontwikkeling waartegen ‘principles’ en ‘law’ dan ook bescherming moeten dienen.
Dit is deel II in de serie Law, Liberty and Legislation. Elke woensdag vindt u een nieuwe aflevering. Voor het lezen is gebruik gemaakt van Volume I, Hoofdstukken III en IV