De uitzending van Buitenhof van zondag 19 April gaf ongemerkt een mooie inkijk in de denkwereld van politici. Niet zozeer dat deze denkwereld nieuw is voor u. Wel nieuw is dat er voor het eerst sinds tijden zijdelings die andere denkwereld werd aangehaald. Die van principes en vrijheid. Normaal hoort u politici beweren dat zij alles met een enkele pennenstreek op kunnen lossen. Het is een droomwereld waarin de utopisten van de negentiende eeuw zich zeker thuis zouden voelen. Of dit nu gaat om de wens dat overheden beboet worden als zij meer dan 5% werkloosheid in hun land hebben of hervormen van een instituut als de EU.
De gedachte met een pennenstreek een probleem uit de wereld te helpen komt voort uit het positivisme. Dit is een manier van denken die, simpel gezegd, er van uitgaat dat er geen regels zijn anders dan de regels die gemaakt zijn. In principe zijn er dus ook geen principes. Dit positivisme komt voort uit de monarchieën van Europa waar mettertijd parlementen zijn gevormd om, een deel van, de bevolking enige stem te geven in het besturen van het land. Overheden waren gegroeid om uitleg te geven aan de wet. De wet, zijnde dat stelsel van regels dat in een bepaalde regio of onder een bepaald volk als beste regels werden beschouwd. Monarchieën trokken het monopolie op de uitleg daarvan naar zich toe en werden zo de enkele uitlegger van de wet. De parlementen die enkele eeuwen later daadwerkelijk regels konden maken, wisten niet beter of wilden niet beter weten dan dat hetgeen zij aan regels maken ook wet is. Combineer dit met de algehele macht die deze parlementen hebben gekregen na de Franse Revolutie en u begrijpt dat parlementen over het algemeen niet anders kunnen dan denken dat zij de oplossing voor alle problemen kunnen vormen. Zij maken immers de wet, niet u. Alles wat zij niet bepaald hebben mag u niet doen.
Daar tegenover staat de realiteit. Namelijk dat de parlementen en koningen zijn gegroeid uit de behoefte om uitleg te geven aan de wet, te definiëren zoals hierboven beschreven. Die principes bestonden dus al voor er een parlement of koning was. Dat betekent dat de samenleving een heleboel problemen al op kon lossen zonder dat er een overheid nodig was. De principes die de wet vormen, staan in de negatieve traditie. Dat klinkt negatief. Dat is echter net zo negatief als de uitslag van een aids-test bij de dokter negatief is, goed nieuws dus. Dat is ook precies wat de wet deed voordat het monopolie in handen van parlement of koning kwam. Het bakent af datgene wat in ieder geval niet mag. Moord mag in ieder geval niet. Oplichting mag in ieder geval niet. Daarbinnen bent u vrij om te doen en laten wat u wil. Uit deze manier van denken volgt een grote vrijheid voor datgene wat wel mag. Dat houdt geenszins in dat u rechteloos bent. Dat houdt slechts in dat bij conflicterende principes, u verdenkt de bakker van oplichting, de bakker verdenkt u van het niet nakomen van uw overeenkomst, een rechter zal bezien wat voor principe er in het geding is door wiens handelingen en wie de verantwoordelijkheid daarvoor draagt.
Wat heeft dit nu met buitenhof van 19 April van doen? Politici denken overweldigend positivistisch. Zij denken te weten dat alles te regelen is, want zij hebben immers de macht dat te doen. Daarmee staan zij in een lange verwarde traditie van mensen, die geleid worden door welke ideologie dan ook, die menen door een pennenstreek een probleem op te lossen. De praktijk is echter anders. Om de lege positivistische terminologie te gebruiken, echte problemen vragen om echte oplossingen. Echte oplossingen komen niet van utopische plannen, maar van de praktijk. Het was dan ook een historisch moment dat op de Nederlandse televisie een enkele zin in die richting gesproken werd.
De foto is gemaakt door Pieter Musterd.
Gerelateerd
Realiteit in Buitenhof
written by Willem Cornax
De uitzending van Buitenhof van zondag 19 April gaf ongemerkt een mooie inkijk in de denkwereld van politici. Niet zozeer dat deze denkwereld nieuw is voor u. Wel nieuw is dat er voor het eerst sinds tijden zijdelings die andere denkwereld werd aangehaald. Die van principes en vrijheid. Normaal hoort u politici beweren dat zij alles met een enkele pennenstreek op kunnen lossen. Het is een droomwereld waarin de utopisten van de negentiende eeuw zich zeker thuis zouden voelen. Of dit nu gaat om de wens dat overheden beboet worden als zij meer dan 5% werkloosheid in hun land hebben of hervormen van een instituut als de EU.
De gedachte met een pennenstreek een probleem uit de wereld te helpen komt voort uit het positivisme. Dit is een manier van denken die, simpel gezegd, er van uitgaat dat er geen regels zijn anders dan de regels die gemaakt zijn. In principe zijn er dus ook geen principes. Dit positivisme komt voort uit de monarchieën van Europa waar mettertijd parlementen zijn gevormd om, een deel van, de bevolking enige stem te geven in het besturen van het land. Overheden waren gegroeid om uitleg te geven aan de wet. De wet, zijnde dat stelsel van regels dat in een bepaalde regio of onder een bepaald volk als beste regels werden beschouwd. Monarchieën trokken het monopolie op de uitleg daarvan naar zich toe en werden zo de enkele uitlegger van de wet. De parlementen die enkele eeuwen later daadwerkelijk regels konden maken, wisten niet beter of wilden niet beter weten dan dat hetgeen zij aan regels maken ook wet is. Combineer dit met de algehele macht die deze parlementen hebben gekregen na de Franse Revolutie en u begrijpt dat parlementen over het algemeen niet anders kunnen dan denken dat zij de oplossing voor alle problemen kunnen vormen. Zij maken immers de wet, niet u. Alles wat zij niet bepaald hebben mag u niet doen.
Daar tegenover staat de realiteit. Namelijk dat de parlementen en koningen zijn gegroeid uit de behoefte om uitleg te geven aan de wet, te definiëren zoals hierboven beschreven. Die principes bestonden dus al voor er een parlement of koning was. Dat betekent dat de samenleving een heleboel problemen al op kon lossen zonder dat er een overheid nodig was. De principes die de wet vormen, staan in de negatieve traditie. Dat klinkt negatief. Dat is echter net zo negatief als de uitslag van een aids-test bij de dokter negatief is, goed nieuws dus. Dat is ook precies wat de wet deed voordat het monopolie in handen van parlement of koning kwam. Het bakent af datgene wat in ieder geval niet mag. Moord mag in ieder geval niet. Oplichting mag in ieder geval niet. Daarbinnen bent u vrij om te doen en laten wat u wil. Uit deze manier van denken volgt een grote vrijheid voor datgene wat wel mag. Dat houdt geenszins in dat u rechteloos bent. Dat houdt slechts in dat bij conflicterende principes, u verdenkt de bakker van oplichting, de bakker verdenkt u van het niet nakomen van uw overeenkomst, een rechter zal bezien wat voor principe er in het geding is door wiens handelingen en wie de verantwoordelijkheid daarvoor draagt.
Wat heeft dit nu met buitenhof van 19 April van doen? Politici denken overweldigend positivistisch. Zij denken te weten dat alles te regelen is, want zij hebben immers de macht dat te doen. Daarmee staan zij in een lange verwarde traditie van mensen, die geleid worden door welke ideologie dan ook, die menen door een pennenstreek een probleem op te lossen. De praktijk is echter anders. Om de lege positivistische terminologie te gebruiken, echte problemen vragen om echte oplossingen. Echte oplossingen komen niet van utopische plannen, maar van de praktijk. Het was dan ook een historisch moment dat op de Nederlandse televisie een enkele zin in die richting gesproken werd.
De foto is gemaakt door Pieter Musterd.
Dit delen:
Vind ik leuk:
Gerelateerd
22 april 2014 written by Willem Cornax in Blog, Commentaar, Filosofie
Willem Cornax