Hans de Geus beschrijft drie misvattingen die ingebed zouden zitten in Liberalisme. Namelijk dat mens op zichzelf zou willen zijn, vrij van enig sociaal verband. Ten tweede dat men niet zozeer graag samen, of in samenhang met anderen iets wil bereiken en ten derde dat de vrijheid van anderen de individu niet al te zeer belemmert. Dat lijkt anders te liggen. Een uitnodiging dus om ideeën bij te stellen.
Vrijheid én de verantwoordelijkheid in Liberalisme
De Geus begint met de notie dat de vrijheid van de een ophoudt daar waar die van de ander begint. Tot zover niets aan de hand. Ter illustratie stelt hij dat een levenslange verminking volgens ‘het Liberalisme’ geen probleem zou zijn, omdat er ook vrijheid moet zijn om vuurwerk af te steken. Een dergelijke onbegrensde vrijheid niet bestaat, zoals hij zelf in de aanvang betoogt. Dan zegt hij:
Gezellig vuurwerk afsteken moet kunnen, vindt onze liberale VVD. Tja, de afweging tussen een lolletje van 15 seconden van de één en het levenslang kapotte oog van de ander is natuurlijk subjectief, maar het zal uit dit voorbeeld duidelijk worden dat niet iedereen vrijer wordt van de vrijheid van een ander individu.
Door hierna door te gaan naar de manier van samenleven wordt de illusie gewekt, dat schade berokkenen gewoon zou moeten kunnen in liberaal denken. Dat is uiteraard niet zo. Het beperken van dergelijke onbegrensde vrijheid is overigens niet specifiek liberaal. Vrijwel geen enkele maatschappij laat inbreuk op het welzijn van anderen ongestraft. Straf als consequentie van gedragingen is, tezamen met de verantwoordelijkheid, verweven met de reguliere notie van vrijheid.
Ricardo: Samenleven en -werken
Samenleven zou gevangen zijn in de Hobbesiaanse oorlog van allen tegen allen. Hobbes navolger Locke legde de basis van de burgermaatschappij echter al bij menselijke samenwerking, hoewel ook daar het uitgangspunt een vermijden van strijd was. Belangrijker is echter de econoom Ricardo. Zijn Law of Association liet zien dat de mens gebaat is bij samenwerking. Door middel van arbeidsdeling – al dan niet internationaal – is iedereen op termijn beter af, ongeacht de (materiële) startpositie van de partijen. Daarmee toonde hij aan dat de mens gebaat is bij vredige samenwerking en vereniging.
Deze theorie stamt uit de tijd dat de economische wetenschap erin bestond uit de menselijke werkelijkheid universeel geldende principes te deduceren. Dat paste echter niet in het straatje van – utopisch – Socialisten. Daardoor werd telkenmale aangetoond dat hun economische ideeën niet zouden kunnen werken. Mede om de universaliteit te ondergraven werd de nadruk gelegd op polylogisme (zie p. 28-31). Dat houdt in dat verschillende soorten mensen verschillende soorten logica zouden hanteren, vanwege het voordeel voor de eigen groep. Rijk, arm, nederlander, gambiaan, man, vrouw, allemaal een eigen logica.
Die gedachte werd zo krachtig geformuleerd dat ook J.S. Mill (p.76) er voor viel. Zo hielpen ook liberalen mee de notie van de universaliteit van het menselijke wezen uit de economie te bannen. Deze gedachte is echter niet liberaal in haar oorsprong. Wordt de universaliteit niet geaccepteerd, dan verdwijnt ook de Law of Association. Op politieke gronden een theorie negeren leidt uiteraard niet tot theoretische weerlegging ervan. Ricardo’s Law is dan ook nog steeds geldend.
De normale ‘meent’
Dan de laatste problematiek – een zeer mooie vertaling overigens –, de tragedie van de meent. Liberalen hebben niets tegen communaal gebruik van grondstoffen. Dat impliceert slechts gemeenschappelijk gebruik. De productiemiddelen blijven namelijk in private handen. Een dergelijke vereniging biedt comparatieve voordelen die de individu op zichzelf niet snel kan krijgen. Waar liberalen tegen in het geweer komen is het publieke bezit van productiemiddelen.
Dat betekent dat liberalen in beginsel niets hebben tegen sociale controle en de bijbehorende sociale normen. De gedachte dat liberalen daar tegen zouden – moeten – zijn is jammerlijk afkomstig van J.S. Mill door de formulering van zijn vrijheidsbegrip (p.76-81).
De normale ‘meent’ is afhankelijk van de bijdrage van haar leden. “Freeriden” levert een slechte naam op binnen een dergelijk verband. Op termijn verliest zo’n persoon kredietwaardigheid en de betreffende ‘meent’ haar productiecapaciteit. Logischerwijs floreren dan ook verenigingen die sociale normen nastreven welke – grosso modo – leiden tot betere economische prestaties. Een aansporing om goed te doen zit dus ingebed in deze verenigingen.
De Communistische ‘meent’
Die aansporing bestaat niet bij de communistische variant. Hier hebben mensen geen comparatief voordeel van goed gedrag. Dat wordt immers niet meer beloond. Eigenaar van de productiemiddelen is immers de staat, niet de mensen zelf. Daarmee gaat ook een grondslag voor sociale controle verloren. Deelnemers hebben immers geen keuze meer over wie tot hun ‘meent’ én geen controle meer over het gezamenlijk eindproduct. Door de verplichte gemeenschappelijkheid verdwijnt de sociale cohesie. Daarmee vergaat ook de natuurlijk ingebedde mogelijkheidn tot innerlijk verbetering middels sociale controle. Hierom staan liberalen tegenover communisten, er is geen innerlijke mogelijkheid meer tot verbetering. Terwijl juist daar de verbetering vandaan dient te komen (p.
Sociale controle werkt
“Wat we hiervan kunnen leren is dat gemeenschappelijk beheer van een productiemiddel op beperkte schaal prima mogelijk is dankzij sociale controle en reciprociteit, eigenschappen die de kern zijn van menselijk samenwerken.” Opzettelijk wordt de quote van de Geus hier eerder afgesneden.
Liberalisme sluit zich geheel aan bij de Geus. Vrijheid brengt in geen enkel opzicht met zich mee dat mensen elkaar straffeloos kunnen verminken. Ricardo toont dat iedereen, ongeacht zijn startpositie, op termijn beter wordt van vredig samenwerken. Dat er politieke belangen bestaan om dat te ontkennen doet niets af aan de validiteit van die theorie. Juist communaal gebruik van grondstoffen is voor liberalen geen probleem. Graag zelfs, het levert comparatieve voordeel op dat de individu in staat stelt eerder meer tijd te besteden aan gezin, familie, vrienden en leven in het algemeen. Daar kan geen enkele liberaal tegen zijn. De misvattingen van het liberalisme lijken dan ook vooral misvattingen van de Geus ten aanzien van datzelfde liberalisme te zijn.
De foto is gemaakt door: James Poxon
Gerelateerd
Perspectieven op Liberalisme
written by Willem Cornax
Hans de Geus beschrijft drie misvattingen die ingebed zouden zitten in Liberalisme. Namelijk dat mens op zichzelf zou willen zijn, vrij van enig sociaal verband. Ten tweede dat men niet zozeer graag samen, of in samenhang met anderen iets wil bereiken en ten derde dat de vrijheid van anderen de individu niet al te zeer belemmert. Dat lijkt anders te liggen. Een uitnodiging dus om ideeën bij te stellen.
Vrijheid én de verantwoordelijkheid in Liberalisme
De Geus begint met de notie dat de vrijheid van de een ophoudt daar waar die van de ander begint. Tot zover niets aan de hand. Ter illustratie stelt hij dat een levenslange verminking volgens ‘het Liberalisme’ geen probleem zou zijn, omdat er ook vrijheid moet zijn om vuurwerk af te steken. Een dergelijke onbegrensde vrijheid niet bestaat, zoals hij zelf in de aanvang betoogt. Dan zegt hij:
Door hierna door te gaan naar de manier van samenleven wordt de illusie gewekt, dat schade berokkenen gewoon zou moeten kunnen in liberaal denken. Dat is uiteraard niet zo. Het beperken van dergelijke onbegrensde vrijheid is overigens niet specifiek liberaal. Vrijwel geen enkele maatschappij laat inbreuk op het welzijn van anderen ongestraft. Straf als consequentie van gedragingen is, tezamen met de verantwoordelijkheid, verweven met de reguliere notie van vrijheid.
Ricardo: Samenleven en -werken
Samenleven zou gevangen zijn in de Hobbesiaanse oorlog van allen tegen allen. Hobbes navolger Locke legde de basis van de burgermaatschappij echter al bij menselijke samenwerking, hoewel ook daar het uitgangspunt een vermijden van strijd was. Belangrijker is echter de econoom Ricardo. Zijn Law of Association liet zien dat de mens gebaat is bij samenwerking. Door middel van arbeidsdeling – al dan niet internationaal – is iedereen op termijn beter af, ongeacht de (materiële) startpositie van de partijen. Daarmee toonde hij aan dat de mens gebaat is bij vredige samenwerking en vereniging.
Deze theorie stamt uit de tijd dat de economische wetenschap erin bestond uit de menselijke werkelijkheid universeel geldende principes te deduceren. Dat paste echter niet in het straatje van – utopisch – Socialisten. Daardoor werd telkenmale aangetoond dat hun economische ideeën niet zouden kunnen werken. Mede om de universaliteit te ondergraven werd de nadruk gelegd op polylogisme (zie p. 28-31). Dat houdt in dat verschillende soorten mensen verschillende soorten logica zouden hanteren, vanwege het voordeel voor de eigen groep. Rijk, arm, nederlander, gambiaan, man, vrouw, allemaal een eigen logica.
Die gedachte werd zo krachtig geformuleerd dat ook J.S. Mill (p.76) er voor viel. Zo hielpen ook liberalen mee de notie van de universaliteit van het menselijke wezen uit de economie te bannen. Deze gedachte is echter niet liberaal in haar oorsprong. Wordt de universaliteit niet geaccepteerd, dan verdwijnt ook de Law of Association. Op politieke gronden een theorie negeren leidt uiteraard niet tot theoretische weerlegging ervan. Ricardo’s Law is dan ook nog steeds geldend.
De normale ‘meent’
Dan de laatste problematiek – een zeer mooie vertaling overigens –, de tragedie van de meent. Liberalen hebben niets tegen communaal gebruik van grondstoffen. Dat impliceert slechts gemeenschappelijk gebruik. De productiemiddelen blijven namelijk in private handen. Een dergelijke vereniging biedt comparatieve voordelen die de individu op zichzelf niet snel kan krijgen. Waar liberalen tegen in het geweer komen is het publieke bezit van productiemiddelen.
Dat betekent dat liberalen in beginsel niets hebben tegen sociale controle en de bijbehorende sociale normen. De gedachte dat liberalen daar tegen zouden – moeten – zijn is jammerlijk afkomstig van J.S. Mill door de formulering van zijn vrijheidsbegrip (p.76-81).
De normale ‘meent’ is afhankelijk van de bijdrage van haar leden. “Freeriden” levert een slechte naam op binnen een dergelijk verband. Op termijn verliest zo’n persoon kredietwaardigheid en de betreffende ‘meent’ haar productiecapaciteit. Logischerwijs floreren dan ook verenigingen die sociale normen nastreven welke – grosso modo – leiden tot betere economische prestaties. Een aansporing om goed te doen zit dus ingebed in deze verenigingen.
De Communistische ‘meent’
Die aansporing bestaat niet bij de communistische variant. Hier hebben mensen geen comparatief voordeel van goed gedrag. Dat wordt immers niet meer beloond. Eigenaar van de productiemiddelen is immers de staat, niet de mensen zelf. Daarmee gaat ook een grondslag voor sociale controle verloren. Deelnemers hebben immers geen keuze meer over wie tot hun ‘meent’ én geen controle meer over het gezamenlijk eindproduct. Door de verplichte gemeenschappelijkheid verdwijnt de sociale cohesie. Daarmee vergaat ook de natuurlijk ingebedde mogelijkheidn tot innerlijk verbetering middels sociale controle. Hierom staan liberalen tegenover communisten, er is geen innerlijke mogelijkheid meer tot verbetering. Terwijl juist daar de verbetering vandaan dient te komen (p.
Sociale controle werkt
“Wat we hiervan kunnen leren is dat gemeenschappelijk beheer van een productiemiddel op beperkte schaal prima mogelijk is dankzij sociale controle en reciprociteit, eigenschappen die de kern zijn van menselijk samenwerken.” Opzettelijk wordt de quote van de Geus hier eerder afgesneden.
Liberalisme sluit zich geheel aan bij de Geus. Vrijheid brengt in geen enkel opzicht met zich mee dat mensen elkaar straffeloos kunnen verminken. Ricardo toont dat iedereen, ongeacht zijn startpositie, op termijn beter wordt van vredig samenwerken. Dat er politieke belangen bestaan om dat te ontkennen doet niets af aan de validiteit van die theorie. Juist communaal gebruik van grondstoffen is voor liberalen geen probleem. Graag zelfs, het levert comparatieve voordeel op dat de individu in staat stelt eerder meer tijd te besteden aan gezin, familie, vrienden en leven in het algemeen. Daar kan geen enkele liberaal tegen zijn. De misvattingen van het liberalisme lijken dan ook vooral misvattingen van de Geus ten aanzien van datzelfde liberalisme te zijn.
De foto is gemaakt door: James Poxon
Dit delen:
Vind ik leuk:
Gerelateerd
14 januari 2017 written by Willem Cornax in Blog, Commentaar, Filosofie
Willem Cornax