Gisteren was het in de Verenigde Staten ‘Thanksgiving’. Ook in Nederland lijkt deze traditie van dankzegging een kleine voet tussen de culturele deur te krijgen. In haar oorspronkelijke land worden kinderen echter van jongs af aan doodgegooid met deze traditie. Dit is overigens een mooie traditie, maar ook een die wat misleidend is.
Het huidige verhaal
Het verhaal zoals het verteld wordt heden ten dage wijkt namelijk lichtelijk af van hetgeen gebeurde in de 17e eeuw. Leg uw dagelijkse beslommeringen een paar minuten aan de kant en duik mee in de wereld van het socialisme. Socialisme? Willem, ben je mal geworden? Het is de 17e eeuw. Dat klopt. Laat ik vooraleerst, voor de beeldvorming, het huidig vertelde verhaal vertellen.
In dat verhaal vertrekken de Pilgrims na jaren van moeilijkheden en vervolging in Engeland vanuit Leiden naar Engeland om de oversteek te maken naar het nieuwe land. In de winter van 1620 stichten zij daar hun eerste kolonie. Die winter was, om velerlei redenen, nogal hard voor de nieuw aangekomen reizigers. De helft van hen overleed, terwijl de resterende kolonisten middels hard werken en met doorzettingsvermogen nieuwe manieren van boeren leren. De oogst in 1621 is dan ook rijkelijk. Om dat te vieren houden zij een feest waarbij God bedankt wordt voor zijn hulp en om te tonen hoe blij zij zijn met de overdadigheid die Hij hun geschonken heeft in dat nieuwe land.
De realiteit
De realiteit is echter wat lastiger. De oogst van 1621 was namelijk helemaal niet overdadig, noch waren de kolonisten hardwerkend of doorzetters. 1621 was een jaar van honger en voor zover de kolonisten iets deden waren het voornamelijk luie dieven.
In zijn History of the Plymouth Plantation, vertelde de gouverneur van de kolonie, William Bradford, dat de kolonisten jarenlang hongerig waren omdat ze weigerden in het veld te werken. Liever dan dat stalen zij hun voedsel. Hij vertelt dat de kolonie geplaagd werd door corruptie, verwarring en algeheel ongenoegen. De oogsten waren klein omdat veel bij dag en nacht gestolen werd terwijl het pas nauwelijks eetbaar was.
Gedurende de oogstfeesten van 1621 en 1622 had iedereen de honger gestild, al was het tijdelijk. De overheersende toestand van de kolonie was er dan ook niet een van overdadigheid, zoals het huidige verhaal wil, maar van honger en dood. Cynisch kan gezegd worden dat de eerste ‘Thanksgiving’ niet zozeer een viering was van dank, maar van het laatste maal van tot de doodveroordeelden.
In de daarop volgende jaren verandert er iets. De oogst van 1623 was anders. Plotseling gaf God hen grote hoeveelheden in plaats van grote honger, schrijft Bradford en de blik op het leven veranderde, verblijdde de harten van velen en zij dankten God daarvoor. Daarna schreef hij dat sindsdien honger en veel behoeften niet meer onder hen te vinden waren. Sterker nog, in 1624 werd er zoveel mais geproduceerd dat de kolonisten voor het eerst aan export konden denken.
De ommekeer
Deze verandering in productie kwam, zo schrijft Bradford, omdat na de slechte oogst van 1622 er een begin werd gemaakt met nadenken over hoe zij de productie van mais konden verhogen en hoe ze een betere oogst konden bewerkstelligen. Zij begonnen zogezegd de grondslagen van hun economie te onderzoeken.
De grondslag was dat alle winsten en voordelen die de kolonisten verkregen door middel van ruil, handel, landbouw, vissen of op andere wijze in de gemeenschappelijke voorraadschuur moesten worden geplaatst. Daarnaast was bepaald dat alle mensen van de kolonie hun vlees, drinken, kleding en andere voorraden uit de gemeenschappelijke voorraadschuur moesten halen. Iedereen moest alles inbrengen wat hij kon en alleen nemen wat hij nodig had.
Dit naar eigen vermogen en behoefte inbrengen en wegnemen was een vroege vorm van socialisme en is de reden waarom de Pilgrims omkwamen van de honger. Bradford schrijft daarover dat de jonge mannen die het meest geschikt waren om werk en diensten klaagden over het feit dat ze gedwongen werden te werken voor de vrouwen en kinderen van andere mannen. Bovendien hadden de sterke mannen die meer werk verzetten dezelfde rantsoenen en kleren als zij die zwak waren. Daarom weigerden de jongere en sterke kolonisten al het werk te doen terwijl ze daar zelf niet op vooruit gingen. Dit was de reden waarom er nooit voldoende voedsel geproduceerd werd.
Om deze situatie rectificeren schafte Bradford in 1623 dit vroege socialisme af. Hij gaf elk huishouden een stuk land en liet hen houden datgene dat zij produceerden, ongeacht wat hun eigen uiteindelijke doel zou zijn. Met andere woorden, hij verving socialisme door een vrije markt en daarmee werden de hongersnoden beëindigd.
De Plymouth Plantation was niet de enige, wel de eerste, waar dit soort collectivistisch geïnspireerde staten werden opgericht, allemaal met hetzelfde resultaat. Jamestown, dat gesticht werd in 1607, had een sterftecijfer van 50% voor elke nieuwe kolonist in zijn eerste jaar. Het meeste werk werd gedaan door slechts 1/5 van het totaal aantal mannen. De overigen kozen ervoor van hun werk te profiteren. Zo stierven in de winter van 1609, die ‘het verhongeringsseizoen’ werd genoemd, 440 van de 500 kolonisten. Daaropvolgend werd dit vroege socialisme afgeschaft en de resultaten waren net zo dramatisch als in Plymouth. In 1614 schreef de secretaris van de kolonie, Ralph Hamor, dat na de ommezwaai er voldoende voedsel was die bovendien makkelijk door iedereen zelf geproduceerd werd. Hij schreef dat onder het voormalige socialistische systeem dertig mannen niet zoveel produceerden als drie mannen nu voor zichzelf deden.
Afsluitend
Voor deze vrije markten werden toegelaten hadden de kolonisten weinig om dankbaar voor te zijn. Ze bevonden zich in dezelfde positie als veel mensen die hongerlijden zich bevinden, om dezelfde reden. Na de invoering van vrije markten was de daaruit volgende overdadigheid zo groot dat jaarlijkse ‘Thanksgiving’ feesten als snel algemeen gebruik werden binnen de kolonies en in 1863 werd het zelfs een nationale feestdag.
Dus, was het flauw om te zeggen dat we terug zouden gaan naar de tijd van het socialisme? Nee. Socialisme, of algemener collectivisme, ziet in haar theoretische vorm (en vroeger zéker in de praktijk dus) toe op de afschaffing van het privaat eigendom van alles, verplichte productie voor het collectief en de belofte van totale overvloed als men alles inlevert en alleen dat gebruikt dat men nodig heeft. In die zin is de echte betekenis van ‘Thanksgiving’ dus verwijderd uit het huidige verhaal. Namelijk: Socialisme werkt niet; de enige echte bron van overdaad is een vrije markt en we danken God dat we leven in een land waar er nog, redelijk, eentje bestaat.
Dit artikel is gebaseerd op dit excellente stuk
De foto is gemaakt door: WBeem
Gerelateerd
Gisteren was het Thanksgiving: Waarom eigenlijk?
written by Willem Cornax
Gisteren was het in de Verenigde Staten ‘Thanksgiving’. Ook in Nederland lijkt deze traditie van dankzegging een kleine voet tussen de culturele deur te krijgen. In haar oorspronkelijke land worden kinderen echter van jongs af aan doodgegooid met deze traditie. Dit is overigens een mooie traditie, maar ook een die wat misleidend is.
Het huidige verhaal
Het verhaal zoals het verteld wordt heden ten dage wijkt namelijk lichtelijk af van hetgeen gebeurde in de 17e eeuw. Leg uw dagelijkse beslommeringen een paar minuten aan de kant en duik mee in de wereld van het socialisme. Socialisme? Willem, ben je mal geworden? Het is de 17e eeuw. Dat klopt. Laat ik vooraleerst, voor de beeldvorming, het huidig vertelde verhaal vertellen.
In dat verhaal vertrekken de Pilgrims na jaren van moeilijkheden en vervolging in Engeland vanuit Leiden naar Engeland om de oversteek te maken naar het nieuwe land. In de winter van 1620 stichten zij daar hun eerste kolonie. Die winter was, om velerlei redenen, nogal hard voor de nieuw aangekomen reizigers. De helft van hen overleed, terwijl de resterende kolonisten middels hard werken en met doorzettingsvermogen nieuwe manieren van boeren leren. De oogst in 1621 is dan ook rijkelijk. Om dat te vieren houden zij een feest waarbij God bedankt wordt voor zijn hulp en om te tonen hoe blij zij zijn met de overdadigheid die Hij hun geschonken heeft in dat nieuwe land.
De realiteit
De realiteit is echter wat lastiger. De oogst van 1621 was namelijk helemaal niet overdadig, noch waren de kolonisten hardwerkend of doorzetters. 1621 was een jaar van honger en voor zover de kolonisten iets deden waren het voornamelijk luie dieven.
In zijn History of the Plymouth Plantation, vertelde de gouverneur van de kolonie, William Bradford, dat de kolonisten jarenlang hongerig waren omdat ze weigerden in het veld te werken. Liever dan dat stalen zij hun voedsel. Hij vertelt dat de kolonie geplaagd werd door corruptie, verwarring en algeheel ongenoegen. De oogsten waren klein omdat veel bij dag en nacht gestolen werd terwijl het pas nauwelijks eetbaar was.
Gedurende de oogstfeesten van 1621 en 1622 had iedereen de honger gestild, al was het tijdelijk. De overheersende toestand van de kolonie was er dan ook niet een van overdadigheid, zoals het huidige verhaal wil, maar van honger en dood. Cynisch kan gezegd worden dat de eerste ‘Thanksgiving’ niet zozeer een viering was van dank, maar van het laatste maal van tot de doodveroordeelden.
In de daarop volgende jaren verandert er iets. De oogst van 1623 was anders. Plotseling gaf God hen grote hoeveelheden in plaats van grote honger, schrijft Bradford en de blik op het leven veranderde, verblijdde de harten van velen en zij dankten God daarvoor. Daarna schreef hij dat sindsdien honger en veel behoeften niet meer onder hen te vinden waren. Sterker nog, in 1624 werd er zoveel mais geproduceerd dat de kolonisten voor het eerst aan export konden denken.
De ommekeer
Deze verandering in productie kwam, zo schrijft Bradford, omdat na de slechte oogst van 1622 er een begin werd gemaakt met nadenken over hoe zij de productie van mais konden verhogen en hoe ze een betere oogst konden bewerkstelligen. Zij begonnen zogezegd de grondslagen van hun economie te onderzoeken.
De grondslag was dat alle winsten en voordelen die de kolonisten verkregen door middel van ruil, handel, landbouw, vissen of op andere wijze in de gemeenschappelijke voorraadschuur moesten worden geplaatst. Daarnaast was bepaald dat alle mensen van de kolonie hun vlees, drinken, kleding en andere voorraden uit de gemeenschappelijke voorraadschuur moesten halen. Iedereen moest alles inbrengen wat hij kon en alleen nemen wat hij nodig had.
Dit naar eigen vermogen en behoefte inbrengen en wegnemen was een vroege vorm van socialisme en is de reden waarom de Pilgrims omkwamen van de honger. Bradford schrijft daarover dat de jonge mannen die het meest geschikt waren om werk en diensten klaagden over het feit dat ze gedwongen werden te werken voor de vrouwen en kinderen van andere mannen. Bovendien hadden de sterke mannen die meer werk verzetten dezelfde rantsoenen en kleren als zij die zwak waren. Daarom weigerden de jongere en sterke kolonisten al het werk te doen terwijl ze daar zelf niet op vooruit gingen. Dit was de reden waarom er nooit voldoende voedsel geproduceerd werd.
Om deze situatie rectificeren schafte Bradford in 1623 dit vroege socialisme af. Hij gaf elk huishouden een stuk land en liet hen houden datgene dat zij produceerden, ongeacht wat hun eigen uiteindelijke doel zou zijn. Met andere woorden, hij verving socialisme door een vrije markt en daarmee werden de hongersnoden beëindigd.
De Plymouth Plantation was niet de enige, wel de eerste, waar dit soort collectivistisch geïnspireerde staten werden opgericht, allemaal met hetzelfde resultaat. Jamestown, dat gesticht werd in 1607, had een sterftecijfer van 50% voor elke nieuwe kolonist in zijn eerste jaar. Het meeste werk werd gedaan door slechts 1/5 van het totaal aantal mannen. De overigen kozen ervoor van hun werk te profiteren. Zo stierven in de winter van 1609, die ‘het verhongeringsseizoen’ werd genoemd, 440 van de 500 kolonisten. Daaropvolgend werd dit vroege socialisme afgeschaft en de resultaten waren net zo dramatisch als in Plymouth. In 1614 schreef de secretaris van de kolonie, Ralph Hamor, dat na de ommezwaai er voldoende voedsel was die bovendien makkelijk door iedereen zelf geproduceerd werd. Hij schreef dat onder het voormalige socialistische systeem dertig mannen niet zoveel produceerden als drie mannen nu voor zichzelf deden.
Afsluitend
Voor deze vrije markten werden toegelaten hadden de kolonisten weinig om dankbaar voor te zijn. Ze bevonden zich in dezelfde positie als veel mensen die hongerlijden zich bevinden, om dezelfde reden. Na de invoering van vrije markten was de daaruit volgende overdadigheid zo groot dat jaarlijkse ‘Thanksgiving’ feesten als snel algemeen gebruik werden binnen de kolonies en in 1863 werd het zelfs een nationale feestdag.
Dus, was het flauw om te zeggen dat we terug zouden gaan naar de tijd van het socialisme? Nee. Socialisme, of algemener collectivisme, ziet in haar theoretische vorm (en vroeger zéker in de praktijk dus) toe op de afschaffing van het privaat eigendom van alles, verplichte productie voor het collectief en de belofte van totale overvloed als men alles inlevert en alleen dat gebruikt dat men nodig heeft. In die zin is de echte betekenis van ‘Thanksgiving’ dus verwijderd uit het huidige verhaal. Namelijk: Socialisme werkt niet; de enige echte bron van overdaad is een vrije markt en we danken God dat we leven in een land waar er nog, redelijk, eentje bestaat.
Dit artikel is gebaseerd op dit excellente stuk
De foto is gemaakt door: WBeem
Dit delen:
Vind ik leuk:
Gerelateerd
28 november 2014 written by Willem Cornax in Blog, Commentaar, Economie
Willem Cornax