Op 24 Juli opende FNV Bondgenoten een meldpunt waar verdringing van betaald werk in het stads-, streek en taxivervoer gemeld konden worden. Door het inzetten van vrijwilligers verdwijnen namelijk echte banen die de economie hard nodig heeft en, zo redeneert FNV, dat kan natuurlijk niet in deze moeilijke economische tijden. Het is niet vreemd dat de FNV dit doet. Dat is immers haar kerntaak.
Interessanter is echter de economische achtergrond van deze ontwikkeling. Economie draait om vraag en aanbod. Er is vraag, echter geen aanbod. Dat zou tot marktfalen leiden. Marktfalen kan alleen tot stand komen in wat genoemd wordt de ‘Nirvana fallacy‘ (zie noot 17). Dat is het uitgangspunt dat een situatie perfect is. Daarop wordt vervolgens de realiteit geprojecteerd. U zult begrijpen dat de realiteit nooit perfect is. Logisch volgt dan ook uit deze aannames dat, in dit geval, de markt faalt en dat er dus interventie nodig is om de markt te helpen.
Een practischer aanpak zou zijn te kijken naar wat individuele afnemers het waard vinden om te betalen voor een taxi, bus of streekvervoersmiddel en van daaruit proberen te merken om een logische oplossing te vinden. Dit kan door te werken met de imputatie theorie. (Productie)Goederen ontlenen waarde aan het bestaan van de vraag ernaar als basis voor consumentenproducten waar vraag naar is. Is er geen vraag, dan ook geen waarde.Dat wil zeggen dat waarde ontstaat uit de temporele behoeften van de individu in een specifieke omstandigheid. U hebt, bijvoorbeeld, brood nodig om te overleven. De imputatie theorie houdt in dat, doordat u waarde hecht aan in leven blijven, door bijvoorbeeld het eten van brood, er ook waarde zit om de ingrediënten van dat brood te gaan produceren. De molenaar kan zijn meel nu immers aan de bakker verkopen. De boer kan zijn meel nu aan de molenaar verkopen omdat deze waarde ziet in het maken van meel. Zou u overleven op appels, dan is het malen van meel nutteloos, omdat er geen bakker zal kunnen zijn om u een brood te verkopen.
Terug naar het streekvervoer. Een dergelijke imputatie was, en is, niet echt mogelijk in Nederland. Het goed was immers in overvloed aanwezig, ongeacht de vraag. Bedrijven konden dus niet inschatten of hun product eigenlijk wel echt nodig was. Dit werkte uiteraard goed in grote steden, maar nu bedrijven minder geld krijgen van de overheid en zij dus meer als bedrijf moeten gaan opereren komen zij tot de ontdekking dat veel lijnen onrendabel zijn. Deze lijnen liggen in de periferie waar het gebruik ervan gering is. Elk bedrijf dat met verlies opereert zal vroeg of laat failliet gaan. Dus worden de onrendabele delen weggesneden om een gezond bedrijf over te houden. Dat gebeurt bij elk echt bedrijf en is niet vreemd. Moeilijker is het hier natuurlijk omdat het een dienst betreft die gepercipieerd wordt een publiek goed te zijn. Namelijk personenvervoer.
Deze initiatieven vervullen economisch gezien dan ook een driedubbele functie. Ten eerste vergroten zij de bereikbaarheid in en van perifere gebieden. Ten tweede worden vrijwilligers in het arbeidsproces betrokken, al oordeelde het UWV in Limburg dat dit niet het geval is. Al dan niet gepensioneerd, zij worden bij de maatschappij betrokken. Ten derde lijken de betrokken partijen wel een balans te hebben gevonden tussen bedrijfsmatig opereren en lage kosten waardoor zij de, door busmaatschappijen, onrendabel geachte lijnen wel operabel kunnen maken of houden. De afgelopen jaren hebben verschillende stichtingen en bedrijven het licht gezien die middels lokale, bijna altijd, private sponsoring de onrendabele lijnen van de, voorheen totaal gesubsidieerde, busmaatschappijen overnemen om zo een lokaal transportnet over te houden of weer op te bouwen. De kosten dienen hiervoor uiteraard laag te zijn, aangezien het grotendeels liefdewerk oudpapier initiatieven zijn én deze clubs weten dat het moeilijk is deze routes rendabel te maken. Daarom wordt, al dan niet, gezocht naar mensen die binnen die liefdewerk oudpapier constructie willen werken, terwijl zij weten dat er weinig of geen vergoeding tegenover staat. Alleen op die manier kunnen deze initiatieven een (economische) rol van belang blijven spelen.
De oproep van de FNV is dan wel begrijpelijk, vanuit economisch standpunt is het een niet heel handige zet. Zouden deze landelijke initiatieven uiteindelijk worden tegengehouden dan verdwijnt veel lokaal vervoer, zouden busmaatschappijen gedwongen moeten worden onrendabele lijnen te opereren om mensen aan het werk te kunnen houden in een economie die achteruit holt. Dat is een verlies-verlies situatie. Wellicht dat de FNV er anders over denkt, maar dat klinkt niet echt als een economisch haalbaar bedrijfsmodel, noch als een uitkomst waar een grote belangenorganisatie achter zou moeten staan. Beter zou het dan ook zijn wanneer de FNV uit haar nirvana stapt en deze nieuwe initiatieven zou ondersteunen. Dat de FNV mee zou helpen deze initiatieven winstgevend te maken zodat de bedrijven en stichtingen mensen betaald in dienst kunnen nemen en zo die felbegeerde betaalde arbeidsplaatsen kunnen creëren.
De foto is gemaakt door: Hindrik Sijens
Gerelateerd
FNV en de ‘Nirvana fallacy’
written by Willem Cornax
Op 24 Juli opende FNV Bondgenoten een meldpunt waar verdringing van betaald werk in het stads-, streek en taxivervoer gemeld konden worden. Door het inzetten van vrijwilligers verdwijnen namelijk echte banen die de economie hard nodig heeft en, zo redeneert FNV, dat kan natuurlijk niet in deze moeilijke economische tijden. Het is niet vreemd dat de FNV dit doet. Dat is immers haar kerntaak.
Interessanter is echter de economische achtergrond van deze ontwikkeling. Economie draait om vraag en aanbod. Er is vraag, echter geen aanbod. Dat zou tot marktfalen leiden. Marktfalen kan alleen tot stand komen in wat genoemd wordt de ‘Nirvana fallacy‘ (zie noot 17). Dat is het uitgangspunt dat een situatie perfect is. Daarop wordt vervolgens de realiteit geprojecteerd. U zult begrijpen dat de realiteit nooit perfect is. Logisch volgt dan ook uit deze aannames dat, in dit geval, de markt faalt en dat er dus interventie nodig is om de markt te helpen.
Een practischer aanpak zou zijn te kijken naar wat individuele afnemers het waard vinden om te betalen voor een taxi, bus of streekvervoersmiddel en van daaruit proberen te merken om een logische oplossing te vinden. Dit kan door te werken met de imputatie theorie. (Productie)Goederen ontlenen waarde aan het bestaan van de vraag ernaar als basis voor consumentenproducten waar vraag naar is. Is er geen vraag, dan ook geen waarde.Dat wil zeggen dat waarde ontstaat uit de temporele behoeften van de individu in een specifieke omstandigheid. U hebt, bijvoorbeeld, brood nodig om te overleven. De imputatie theorie houdt in dat, doordat u waarde hecht aan in leven blijven, door bijvoorbeeld het eten van brood, er ook waarde zit om de ingrediënten van dat brood te gaan produceren. De molenaar kan zijn meel nu immers aan de bakker verkopen. De boer kan zijn meel nu aan de molenaar verkopen omdat deze waarde ziet in het maken van meel. Zou u overleven op appels, dan is het malen van meel nutteloos, omdat er geen bakker zal kunnen zijn om u een brood te verkopen.
Terug naar het streekvervoer. Een dergelijke imputatie was, en is, niet echt mogelijk in Nederland. Het goed was immers in overvloed aanwezig, ongeacht de vraag. Bedrijven konden dus niet inschatten of hun product eigenlijk wel echt nodig was. Dit werkte uiteraard goed in grote steden, maar nu bedrijven minder geld krijgen van de overheid en zij dus meer als bedrijf moeten gaan opereren komen zij tot de ontdekking dat veel lijnen onrendabel zijn. Deze lijnen liggen in de periferie waar het gebruik ervan gering is. Elk bedrijf dat met verlies opereert zal vroeg of laat failliet gaan. Dus worden de onrendabele delen weggesneden om een gezond bedrijf over te houden. Dat gebeurt bij elk echt bedrijf en is niet vreemd. Moeilijker is het hier natuurlijk omdat het een dienst betreft die gepercipieerd wordt een publiek goed te zijn. Namelijk personenvervoer.
Deze initiatieven vervullen economisch gezien dan ook een driedubbele functie. Ten eerste vergroten zij de bereikbaarheid in en van perifere gebieden. Ten tweede worden vrijwilligers in het arbeidsproces betrokken, al oordeelde het UWV in Limburg dat dit niet het geval is. Al dan niet gepensioneerd, zij worden bij de maatschappij betrokken. Ten derde lijken de betrokken partijen wel een balans te hebben gevonden tussen bedrijfsmatig opereren en lage kosten waardoor zij de, door busmaatschappijen, onrendabel geachte lijnen wel operabel kunnen maken of houden. De afgelopen jaren hebben verschillende stichtingen en bedrijven het licht gezien die middels lokale, bijna altijd, private sponsoring de onrendabele lijnen van de, voorheen totaal gesubsidieerde, busmaatschappijen overnemen om zo een lokaal transportnet over te houden of weer op te bouwen. De kosten dienen hiervoor uiteraard laag te zijn, aangezien het grotendeels liefdewerk oudpapier initiatieven zijn én deze clubs weten dat het moeilijk is deze routes rendabel te maken. Daarom wordt, al dan niet, gezocht naar mensen die binnen die liefdewerk oudpapier constructie willen werken, terwijl zij weten dat er weinig of geen vergoeding tegenover staat. Alleen op die manier kunnen deze initiatieven een (economische) rol van belang blijven spelen.
De oproep van de FNV is dan wel begrijpelijk, vanuit economisch standpunt is het een niet heel handige zet. Zouden deze landelijke initiatieven uiteindelijk worden tegengehouden dan verdwijnt veel lokaal vervoer, zouden busmaatschappijen gedwongen moeten worden onrendabele lijnen te opereren om mensen aan het werk te kunnen houden in een economie die achteruit holt. Dat is een verlies-verlies situatie. Wellicht dat de FNV er anders over denkt, maar dat klinkt niet echt als een economisch haalbaar bedrijfsmodel, noch als een uitkomst waar een grote belangenorganisatie achter zou moeten staan. Beter zou het dan ook zijn wanneer de FNV uit haar nirvana stapt en deze nieuwe initiatieven zou ondersteunen. Dat de FNV mee zou helpen deze initiatieven winstgevend te maken zodat de bedrijven en stichtingen mensen betaald in dienst kunnen nemen en zo die felbegeerde betaalde arbeidsplaatsen kunnen creëren.
De foto is gemaakt door: Hindrik Sijens
Dit delen:
Vind ik leuk:
Gerelateerd
3 augustus 2014 written by Willem Cornax in Commentaar, Crisis, Economie
Willem Cornax