De boer is altijd het eerste probleem voor een revolutionaire beweging. Hij is afhankelijk van de seizoenen en van de grilligheid van de natuur. Door te werken weet hij dor land vruchtbaar te maken en voedt hij de wereld. Omdat de boer aan de basis staat van die veel complexere wereld ziet hij duidelijker dan menig ander. ‘Als de boer zijn ploeg laat staan, is het met de ganse voedselketen gedaan!’ en is het beter naar hen te luisteren.

De revolutionair en de boer

De revolutionair en zijn dienaar, de ambtenaar-intellectueel, worden niet gestoord door futiliteiten als de seizoenen. Voor hen alleen de brede vergezichten van gebraden duiven die in hun mond zullen vliegen als iedereen nu maar eens naar hun plannen zou luisteren. Zonder hun bemoeienis zal het allemaal mislopen.

Zo vertegenwoordigen de boer en de revolutionair de twee uitersten in het politiek-filosofische spectrum. De een is gericht op realiteit, de ander op utopie. De boer heeft jarenlange ervaring met groeien, matigen en bouwen. De revolutionair met afbreken en plannen maken voor morgen. Zo vereenvoudigd wordt duidelijk waar de schoen wringt.

70 Jaar protest

In de jaren ’50 ontstond protest tegen wat toen ‘dirigisme’ werd genoemd. Dirigisme is het streven naar een centraal geleide politiek of economie. Wat de intenties van de dirigist ook moge zijn, zo’n centraal geleid systeem past beter bij nu eenmaal beter bij socialisten.

In Nederland werd dit duidelijk onder het beleid van Mansholt. Hij voerde EEG-breed een communistisch geïnspireerd landbouwbeleid. De oude gemeenschappen moesten worden opengebroken voor de vooruitgang. In ‘de laatste boer’ schrijft Eric Smaling vernietigend over deze politiek. Boeren werden gedwongen ineens geld te gaan betalen voor een omgeving waarin ze al generaties lang zelf de eigenaar waren. Ze weigerden, wederom, terecht.

De reactie van de plannenmakers was voorspelbaar. De politie werd massaal ingeroepen om de aflaten van de Haagse dirigisten te innen. Het leidde, mede, tot de Boerenpartij. Daarmee startten boeren in Nederland een lange traditie van verzet. Telkens is het verzet tegen bureaucratie, tegen regels van de utopie en hun vernietigende gevolgen voor de boeren realiteit.

Duidelijk uit de velerlei protesten is dat zij niet politiek zijn. Het zijn protesten tegen sturing van hun levens en de zinloosheid daarvan. In de jaren ’60 was er protest tegen het moedwillig slopen van boerengemeenschappen in de vorm van verplichte afdrachten en schaalvergroting. In de jaren ’80 en ’90 was het tegen de veel te lage prijzen waardoor zij geen fatsoenlijk leven meer konden leiden. Begin 2000 waren er protesten tegen de afhandeling van mond- en klauwzeer. Dit zijn protesten tegen zowel ‘linkse’ als ‘rechtse’ regeringen. De gemene deler is telkens het ingrijpen in de persoonlijke levens van de boer.

De boer in zijn wereld

Voor mensen die ver van de boerenrealiteit staan is het moeilijk te begrijpen. Zij leven in een gespecialiseerde wereld, niet gehinderd door zon of regen, niet afhankelijk van de seizoenen. Door de aard van zijn ziet de boer de plannen voor wat ze zijn. Luchtfietserij over de ruggen van hen die zorgen dat 7 miljard mensen op deze planeet gevoed worden. Al generaties lang murw gebeukt met regels, waarbij gespuugd werd op keuterboeren en gemeenschapszin. Te inefficiënt, te klein, ouderwets, niet meer van deze tijd.

Diezelfde dromers en plannenmakers staan nu te krijsen dat de boer de natuur vernietigt en te grootschalig produceert. De hand in eigen boezem steken na decennia dirigistisch drammen is er niet bij. Het is terecht dat de boer boos is. De vraag is, wanneer staat u op het malieveld?

%d bloggers liken dit: