In Lijn 1 (vanaf 14.25) deed Alexander Rinnooy Kan vandaag enkele interessante uitspraken. De meest opvallende daarvan was hoe hij het vak of de studie Economie typeerde, namelijk als de studie die uit het gedrag in de geschiedenis de toekomst probeert te voorspellen aan de hand van modellen. Dit als onderdeel van een antwoord op de vraag van een van de luisteraars waarom economen die toch allen hetzelfde gestudeerd hebben over het algemeen tot geheel andere oplossingen komen voor hetzelfde probleem.

Hier komt meteen de Methodenstreit uit de laat 19e eeuw naar boven. Deze strijd, welke economische methode is het beste om de economie te analyseren, ging tussen de Historische School uit Duitsland en de Weense School. Met name het protestantse gepredestineerde Pruisen was de voedingsbodem voor de eerstgenoemde school. Het uitgangspunt in de Historische School is de sociale context van economie. Economisch gedrag wordt dan ook beïnvloedt door plaats, tijd, locatie, volk en omgeving. Hierdoor is een uitgebreide studie vereist van de geschiedenis om te bepalen welke factoren tot welke beslissingen hebben geleid. Zijn deze factoren bekend, dan kunnen zij geobjectiveerd worden en daarmee als uitgangspunt dienen voor modellen. Deze school is ontstaan in het tijdsgewricht van het opkomende collectivisme in het Duitse Keizerrijk dat een sterk centraliserende inslag had gekregen onder Bismarck om tegen de nationalistische tendenzen van Frankrijk tegenwicht te bieden.

De geldende doctrine was tot dan toe dat er universeel geldende wetten zijn in de economie die ongeacht de voorwaarden die de Historische School voorstelden gelden. Economen als Ricardo, Mill en Say gingen allen uit van deze geldende wetten in hun zoektocht naar de werking van economie. Deze principes werden dus verlaten door de Historische School.

Deze Historische school kwam in het gedrang door de publicatie van Menger in 1879 van zijn Grundsätze der Volkswirtschaftslehre. In plaats van de geschiedenis als uitgangspunt te nemen gaat Menger er vanuit dat de individu een aantal keuzes heeft en binnen de hem beschikbare keuzes een afweging maakt om een zo groot mogelijk nut met de hem beschikbare middelen te creëren. Dat houdt in dat een individu niet objectief, maar subjectief naar keuzes en producten kijkt. In alle eerlijkheid, in het gedrang is overdreven. Een serieuze aanval was het zeker omdat alras door de Historici een denigrerende naam werd gegeven om de provincialiteit aan te duiden en daarmee de vermeende irrelevantie van deze ‘School’: de Weense School. De kern van deze aanval ligt in de oncontroleerbaarheid van de subjectiviteit van de individu. Voor centraliserende overheden, zoals die onder Bismarck, die een steeds collectievere aanpak prefereren werkt deze richting niet. De Oostenrijkse School is daarmee automatisch een voorstander van menselijke vrijheid op economische gebied.

Terug naar Rinnooy Kan, die uitgaat van de objectiviteit en daarmee de voorspelbaarheid van de economie. Objectiviteit vooronderstelt namelijk een set rationele keuzes. Dit opent de weg naar statistiek en modellen. Zijn de factoren bekend die tot keuzes leiden dan ontstaat de mogelijkheid daar een kansberekening aan te hangen dat een bepaalde keuze wordt gemaakt. Uit deze kansberekeningen kunnen vervolgens modellen worden afgeleid die zouden kunnen laten zien welke richting ‘de economie’ opgaat. Deze manier van denken vergeet echter een belangrijke eigenschap van de mens. De handelingen van de mens zijn niet objectief. Ze zijn subjectief. Een brood is te waarderen op een Euro, maar als je er al honderd hebt zal het individu datzelfde brood geen Euro waard vinden. Het uiten van de handeling van het individu heeft een subjectieve basis. Het is hier dat de Oostenrijkse School een zo grote bijdrage heeft gedaan aan het onderzoek naar economie, het individuele gedrag en het onderkennen van subjectiviteit in gedragingen. Dat Rinnooy Kan het tegenovergestelde uit laat zien dat de economische studie nog steeds in de greep is van de Historici en haar statistische volgers en dat er dus nog genoeg werk ligt voor de ‘Oostenrijkers’.

%d bloggers liken dit: