Het in 1944 verschenen essay is in boekuitgave (A5) zo’n 120 pagina’s waar u in een goede rustige dag doorheen kunt lezen. De schrijver, Ludwig von Mises grijpt terug op de irritatie die ook nu veel aan de borreltafel gehoord wordt. Namelijk de macht van de bureaucratie.
In klare taal komt Mises tot de vraag waardoor de markt gedreven wordt. Zijn antwoord? Of de markt wordt gedreven door het winstprincipe of door het bestuursprincipe. Het eerste principe is het principe van een daadwerkelijk vrije markt. Hierin bepaalt de consument welke producten hij koopt. De producent die naar het verhouding het beste product tegen de laagste prijs in de markt kan zetten is spekkoper. Totdat een nieuwe ondernemer een betere of andere manier vindt om hetzelfde product in de markt te zetten en hij dus de klanten een beter aanbod kan doen. Dat houdt in dat het de consument is die regeert. De ondernemer is daardoor afhankelijk van de creativiteit en de eigen inbreng in het productieproces.
Het bestuursprincipe gaat er vanuit dat de overheid de markt kan besturen. Dit is het marxistische beeld. Om dit te kunnen doen is een apparaat nodig van mensen die zich inzetten voor deze structuur. Dat de markt gestuurd wordt, om welke reden dan ook, vereist dat er beslissingen worden genomen door mensen die beter dan anderen weten welke beslissing er genomen dient te worden. In de democratische samenleving zijn dit in eerste instantie de volksvertegenwoordigers. Zij zijn aangewezen om deze inhoudelijke beslissingen te nemen. De vraag is of een dergelijk alomvattende kennis verwacht mag worden van volksvertegenwoordigers. Zij zijn aangesteld voor een bepaalde periode en hebben hun studie of opleiding vaak niet in het gebied genoten waar zij het volk vertegenwoordigen. Zij zijn dus aangewezen op mensen die de specifieke kennis wel hebben. Op basis van wat deze experts mededelen wordt vervolgens beleid gemaakt.
Dat houdt in dat er van een zekere suprematie op het gebied van kennis van deze experts wordt uitgegaan. Daaruit is af te leiden dat er naar deze experts geluisterd zal moeten worden. Zij weten immers beter dan de volksvertegenwoordigers wat goed is voor de economie. Dat houdt in dat diegenen die onder hen staan geen tot weinig eigen inbreng kunnen hebben. Daarmee stellen zij immers de expert op de proef en dat kan niet, anders waren zij wel de experts geweest. Zo ontstaat een structuur die afhankelijk is van regels van bovenaf. Een structuur waarin weinig plaats is voor de eigen inbreng en creativiteit. Het verdwijnen van deze inbreng en creativiteit is inherent aan centraal geleide structuren. Wordt hier niet aan gehouden, dan stort deze structuur in elkaar.
Het vergelijken van deze starre structuur van het bestuurdersprincipe met het winstprincipe is nu makkelijk geworden. Een markt gebaseerd op het bestuurdersprincipe wordt centraal gestuurd vanuit de gedachte dat deze centrale sturing de enkele keuze van de mens beter voor elke mens kan maken dan de mens zelf. Er is dus geen winstmotivatie. Er is alleen een motivatie om voor zoveel mogelijk mensen een zo goed mogelijke keuze te maken. Er hoeft dan ook geen rekening gehouden te worden met de enkele mens, maar slechts met de massa. Wordt in de centraal gestuurde economie een fout gemaakt, dan wordt iedereen geraakt. Ook de mensen die niet voor het product gekozen hebben.
Hoe anders is het voor de onderneming gedreven door het winstprincipe. De onderneming heeft niet de capaciteit om voor iedereen de keuze te maken, noch is dat haar doelstelling. Haar doelstelling is het in de markt zetten van producten die gekocht worden doordat ze zich kwalitatief of kwantitatief onderscheiden. De keuze valt daarna op de enkele consument om de ondernemer te belonen voor zijn inspanning. Maakt de ondernemer een verkeerd product, dan wordt hij zelf geraakt en niet de mensen die niet voor zijn product gekozen hebben.
Uit deze analyse blijkt een scherp inzicht in het wezen van bureaucratie. Het ontstaan van bureaucratie is een symptoom van de onderliggende maatschappelijke structuur. Hoe groter de bureaucratie, hoe meer de onderliggende structuur centraal geleid wordt. Deze centrale leiding of collectieve leiding vindt haar oorsprong in de economische ideologie van het marxisme waarin geen plek is voor de enkele keuze van de ondernemer en consument.
Is het dus de enkele ondernemer die uit regelzucht zorgt voor meer en meer bureaucratie? Mises is er duidelijk in van niet. Het is het verscholen collectivisme dat zorgt voor de regels die proberen voor elk individu een keuze te maken en die zich vervolgens uiten in bureaucratie. De bureaucraat is daarmee eigenlijk ook maar een machteloos mens. Hij maakt de regels niet, maar mag ze alleen maar verder invullen.