Tijdens de vorige verkiezingen in Nederland was er een kleine randpartij (SOPN, pag. 5) die pleitte voor het invoeren van een basisinkomen voor elke Nederlander. In Zwitserland is deze beweging net wat verder. Daarnaast is er Nederland de vereniging basisinkomen, voortgekomen uit de PSP/PPR en de vakbeweging/FNV. Uitleg vindt u op de site van deze vereniging. Recentelijk doet op Facebook het artikel van Rutger Bregman van het interessante initiatief ‘de Correspondent’ de ronde. Dit artikel is daar een reactie op.

Het uitgangspunt is uiterst nobel. Als uitkeringsgerechtigde zijn er tientallen instanties, verplichtingen en andere dwangmiddelen waaraan voldaan moet worden om in aanmerkingen te komen voor een volledige uitkering. Dit geeft een gevoel van van afhankelijkheid die men niemand toe zou willen wensen. Alleen daarom al lijkt het logisch een basisinkomen te introduceren. Daarnaast blijkt uit vele onderzoeken in de praktijk dat deze aanpak, het geven van geld, werkt. De vraag is echter of dit zo is, want dat zou kunnen betekenen dat ‘we’ binnenkort allemaal rijk zijn.

De basis van geld en waarde

Geld is datgene waarvan twee mensen overeengekomen zijn te willen gebruiken als vervanging van de goederen die ze aan te bieden hebben in de onderlinge ruil van goederen. Uw buurman zit immers niet altijd op uw appels en peren te wachten. Deze vrijwillige vorm van ruilen heeft in de geschiedenis geresulteerd in een aantal basisvoorwaarden voor de bruikbaarheid van een bepaald goed als geld. Te weten, de deelbaarheid van het gebruikte materiaal, de beperkte verkrijgbaarheid en onvergankelijkheid. De deelbaarheid ziet toe op het ook in kleine hoeveelheden te gebruiken zijn als ruilmiddel. De beperkte verkrijgbaarheid ziet toe op zowel de kwantitatieve aanwezigheid als de moeite waarmee het ruilmiddel in omloop te brengen is. De onvergankelijkheid ziet toe op de zekerheid die de gebruikers hebben lange tijd van het middel gebruik te kunnen maken. Middelen die hieraan voldoen zullen in enige mate lange tijd een basis vormen voor het onderlinge ruilverkeer in de samenleving.

Er is nu een middel dat geld is voor u en uw buurman. Hoe nu te bepalen wat een appel en een ei kosten? Persoon A weet dat zijn appelen X waard zijn, uitgedrukt in geld. Dan weet hij ook dat een enkel ei niet ook X waard is, uitgedrukt in geld. De waarde van het ei is afhankelijk van de noodzaak, de gepercipieerde kwaliteit van het product, de benodigde kwantiteit, het besteedbare geld etc. De beoordeling van wat iets waard is, is dan ook subjectief van aard. De waarde van het ei is de prijs die Persoon A voor het ei wil betalen. Dit is prijsvorming. Prijsvorming is dus subjectief van aard. Dit is ook het geval binnen de huidige maatschappij, ondanks dat er meer sprake is van vaste prijzen. De neiging altijd het beste product voor de beste prijs te willen hebben is daar een uiting van.

Wat geld is kan dus beoordeeld worden naar objectieve criteria terwijl hetgeen in waarde vertegenwoordigd wordt door dat geld subjectief van aard is.

Geld in de huidige maatschappij

Sinds 1936 is er in Nederland een fiat geldsysteem. Dit houdt in dat bankbiljetten niet gedekt worden door waarde ter grootte van hetgeen op het biljet vermeldt staat. Het bankbiljet wordt gedekt door het vertrouwen dat gesteld wordt in de getallen die vermeld staan op de biljetten. Door het ontbreken van een fysieke dekking kan de kwantiteit van het geld toenemen zonder dat hierdoor direct een gevolg optreedt. Geld in deze maatschappij is dus niet een objectief middel, maar subjectief. Dat heeft als gevolg dat de waarde van de waarde van geld ook onderhevig is aan prijsvorming. Door de eerder genoemde toename vermindert uiteindelijk de subjectieve waarde van geld. Er zijn immers meer van dezelfde getallen nodig om hetzelfde product te kopen. Zo bezien is het niet de prijs van het te kopen product dat stijgt, maar de vertegenwoordigende waarde van het bedrag op het bankbiljet dat verminderd.

Het basisinkomen in een argumentum ad absurdum

Een basisinkomen in de huidige maatschappij betekent dan ook een inkomen van geld met een subjectieve waarde. Daar waar in onderlinge ruil de productie van goederen om te kunnen ruilen de basis vormt voor kapitaal is dat bij fiat geld niet nodig. Dat heeft als voordeel dat niet-productieve mensen, om wat voor reden dan ook, in beginsel kunnen profiteren. Echter, als het waar is dat fiat geld echt geld is dan is het bijzonder onsympathiek om het basisinkomen op €900.- te stellen. Het zou beter zijn iedereen €10.000,- of €100.000,- per maand te geven. Dan wordt iedereen rijk. Uiteraard is dit in de praktijk onhoudbaar. Wel wordt zo beter zichtbaar wat de gevolgen zijn van een basisinkomen in een fiat geld systeem.

Zoals getoond passen prijzen zich in beginsel aan op hetgeen mensen willen betalen voor een product. Dat houdt in dat als iemand €100.000,- per maand krijgt deze persoon meer kan betalen voor de producten die hij koopt. De groenteverkoper weet ook dat hij meer kan vragen voor de producten die verkoopt. Er is immers alle ruimte voor om de prijzen aan te passen. Hierdoor zullen uiteindelijk de effecten van de €100.000,- teniet gedaan worden. Voor een appel en een ei zal dan €1.000,- betaald moeten worden, bijvoorbeeld.

In de realiteit van een voorstel voor een basisinkomen ligt dat natuurlijk subtieler. Ook nu zal er prijsvorming plaatsvinden. Deze zal echter van minder grote invloed zijn dan bij een basisinkomen van €100.000,- per maand. Echter, doordat een basisinkomen nu in de gehele maatschappij is ingevoerd wordt iedereen even ‘rijk’. Daarmee worden de initieel positieve gevolgen tenietgedaan door prijsvorming in de markt.

Naar een basisinkomen?

Het basisinkomen lijkt een goed idee. Zeker gezien de onderzoeken die er gedaan zijn in het verleden zoals Rutger Bregman laat zien. Hieruit blijkt practisch unaniem dat het geven van geld inderdaad helpt. De enige reden voor deze goede resultaten is echter dat de, relatief, kleine groepen mensen, die het gratis geld gekregen hebben, de reden zijn dat dit werkt. Zij worden in het bestaande systeem bevoordeeld ten opzichte van de overigen in de samenleving, die niet het geld krijgen. Het is hetzelfde als winnen van een loterij. Iedereen om de winnaar heen blijft op hetzelfde niveau, terwijl de winnaar zelf er op vooruit gaat. Het is dan ook logisch dat het met de mensen die gratis geld krijgen beter gaat. Krijgt iedereen een basisinkomen dan wordt daarmee het inkomensverhogende element teniet gedaan dat nu zo evident is. Uit diezelfde onderzoeken komt ook naar voren dat het de onafhankelijkheid die mens sterk maakt. Waarom zou dan gekozen dienen te worden voor totale afhankelijkheid van de overheid door middel van een basisinkomen waar de mens zelf niets over te zeggen heeft?

Het basisinkomen is dan ook een fausse idée claire. Een helder, maar misgevat idee. De totale invoering ervan zorgt ook direct voor het totale tenietdoen van het beoogde effect. Uiteindelijk wordt de overheid opgezadeld met extra uitgaven, terwijl de beoogde effecten genivelleerd zullen worden door de prijsvorming. De enige manier om dat tegen te gaan is het vaststellen van prijzen voor alle producten en de manier waarop ze geproduceerd worden. Voor meer informatie daarover verwijs ik u graag naar de geschiedenis.

%d bloggers liken dit: